at de logiek van het gebeuren in dit werk en
de logische continuiteit der analysen wel eens zoek zijn, maar er is ook
iets in dezen roman, dat men misschien het best den epischen esprit de
l'escalier zou kunnen noemen: nog hebben wij sommige figuren niet goed
aangekeken of daar staan plotseling weer een paar spiksplinternieuwe
voor ons, en, eindelijk, nadat we die dan een paar bladzijden lang
hulpeloos en vervreemd hebben aangestaard, komt op z'n elf-en-dertigst
en in 'n "naschuitje" pas de verklaring aangewiebeld, wat ze daar nu
eigenlijk te maken hadden.--Verliest dit boek nu en dan voor een wijle
zijn karakter van psychologischen roman, geeft het 't leven in handeling
en dialoog van zijne figuren-zelf, hoe dikwijls, zeker, achten wij 't
ook dan zeer gelukt, maar ai! welk een onmacht grijnst ons ook somtijds
aan. Men behoeft maar in 't begin die scene te lezen, waarin Lotte Geert
haar ontrouw bekent, om voor een mislukking te staan, die moeielijk als
zoodanig kan worden overtroffen. Ook de dialoog is, door het geheele
werk heen, moge zij slechts zelden slecht kunnen heeten, bijna even
zelden zoo van leven fonkelend, als men het recht heeft te verlangen. En
wat toch in den psychologischen roman, wil hij voortreffelijk heeten,
onontbeerlijk is: een analyse van fijne, diepe vondsten en een
beeldend-analyseerende taal--zij zijn grootendeels afwezig. Maar in
weerwil van dit alles, al ware niets anders geslaagd dan die ruige,
tintel-levende figuur van Geert, dan nog zou deze ons duidelijk maken,
dat wij hier met een schrijversaanleg te doen hebben, die zooveel in
zich bergt, dat ze zich de wat grootscheepsche weelde mag veroorloven,
een omvangrijk en gedeeltelijk minder gelukt werk als dit, ons als zeer
betrouwbare belofte van vele toekomstige volkomen-gelukte en rijpe te
geven. Bezit en hoop dus ... ten slotte blijkt het niet weinig wat de
heer Van Loon ons schenkt.
Febr. 1916.
* * * * *
[p.75] CYRIEL BUYSSE: OORLOGSVISIOENEN
Een zeer vermakelijk en diep-aandoenlijk boek. Ziehier in weinig woorden
de twee ver uiteenloopende eigenschappen van dezen bundel gekenschetst,
eigenschappen, die maar al te zelden beide in het levenswerk van een
auteur worden gevonden, nog zeldzamer in een boek voorhanden zijn. Men
moet dan ook al een rasepicus, een volbloed romancier als deze groote
Vlaming zijn, om ze beide in zoo kort bestek, verweven in figuren zoo
vol leven en tevens zoo luchtig en g
|