schamelheid wordt geboren--; niet
naar de ingetogenheid, die voorzichtig schrijdt, zeker dan wanneer haar
tocht een bergtocht is. Neen, hij stijgt springend als een gems van de
dalen naar de toppen, wipt onvoorziens weer van de hoogten in de diepten
neer, houdt al officieele godzaligheid en "geestelijkheid" voor den gek,
keert schalk de orde der dingen om, door zelfs een barbier bij den neus
te hebben, maar--als hij verhaalt, hoort ge in zijn woord het
klank-gesprankel en de dondering van de klok hergalmen, die hij luidde
op zoo vreemde [p.130] wijs ... door hem van rotspunt tot rotspunt te
doen storten! O, oude wagen van de taal, hoe onbeschroomd-moedwillig
heeft deze schrijver je wel eens heftig een van je raderen ontrukt, en
je zwijgende klok tot zingen gebracht door dat gevaarte als een licht
steentje te doen huppelen tegen de weerstanden van zijn genialen
geest.... Zoo hoorde de wereld dan wel een wild en toomloos lied, maar
dat ook was een nieuw geluid, en dat geluid: muziek. En was eindelijk
deze als voortgezweepte, deze als demonisch voortgejaagde klok ter diepe
gevoelsbedding in rust gezonken, dan weer ... plots ... als in den
nadroom van het leven, roerde een heel andere: de vrouwelijke
teederheid, de mijmerende, klagende en herdenkende teederheid van deze
groote kunstenaarsziel, nog eens aan de metalen wanden, en de
donderaar-in-den-zonnedag huiverde nu van uit de donkere diepten een
licht en melodieus gerucht naar de zachte en weifelende schemers van het
luisterend hart. Lees maar weer in dit boek die schoone bladzijden uit
Reisbeschrijvingen, vol teerste jeugdherdenking, mij zijn deze liever
dan die uit Verbeelding en Werkelijkheid in dien anderen bundel:
Malvina, waarin het sentiment soms door het koesteren van de eigen
persoonlijkheid werd verzoetelijkt. Of voel de teerheid der beeldingen
in Herfst, dien rei der jaargetijden, vol van muziekale plastiek:" ...
de gouden regen fonkelt zijn slanke trossen neer uit hoogen hang." "Er
twinkelde vogelengerucht door de lucht, en van een witten til-kanteel[1]
vloog een zwerm duiven op," met ook die fijne bezinning over het
herfstelijk ruischen der boomen; en dit zeer fraaie,
dichterlijk-wijsgeerige aan het slot: "De Herfst in eigen wisselgestalte
bevestigt den kringgang der dingen, en in zijn praalschoonen dood jubelt
hij juist van het eeuwige wederkeeren". Maar het wilde en toomelooze
lied hoort ge bijvoorbeeld in het geemotionneerde Nietzsche, met het
kleurig Aqu
|