ypeering van
Mijn Maraboe en het ongedwongen-aardige van "Pak de Leuning". De
zaak is, dat de zich den schrijver opdringende jeugdherinneringen hem
in deze stukjes dwongen anthropocentrisch te schrijven en dit
geenszins het gevolg was van den bewusten wil om geestig of aardig te
zijn. Het is de overgave, die alles bepaalt, of het de overgave aan
eene herinnering of wat anders ook zij. Ik zou mij nog zeer lang met dit
gevoelig werk [p.155] kunnen en willen bezighouden, en zoowel nog op
zeer vele schoonheden de aandacht vestigen--zooals dat
innig-ontfermingsvolle 't Skryverke in Stad--als bijv. aantoonen, dat
het te-lang-gerekte van sommige overigens voortreffelijke geestigheden
in niets dan het aanvankelijk feuilletonnistiseh verschijnen van dezen
arbeid zijn oorsprong vindt.
Een ding moet mij nog van het hart: het boek toont een verwonderlijke
leemte, te verwonderlijker, waar de auteur het vischleven zoo schoon
beschreef: waar in Godes naam is zijn appreciatie van de collectie
bakvisch en haar mannelijk complement gebleven, de schoonste en
rijkste collectie, die Artis bezit? Die vrij heetbloedige vischjes,
die coquette, die flirtende, die vrijende, die lieve.... Meneer Feith,
meneer Feith, ge bleeft toch maar een vreemdeling in Jeruzalem, en: uw
deskundige "leiders waren misleiders", zij hebben u het schoonste niet
getoond.... Had mij maar geinterviewd. Niet dat ik....
godbeware-me!... Maar ik ken iemand die veel studie van die collectie
heeft gemaakt.... Vorbei ... vorbei.... ein truebes Wort.... Ik doel
hier betreurend, het zij ten overvloede gezegd, op het voorbije der
gelegenheid mij te interviewen ... niet op iets anders!...
April '18.
Noten:
[1] De Forens: Het "Weekblad voor Stad en Land".
[2] Zie: Van Vloten: Oostersche schetsen en verhalen.--
* * * * *
[p.156]
HET HELDEN- EN LEERDICHT VAN DEN WERELDOORLOG. [1]
I.
Sinds de groote Florentijn zijn hel- en hemelvaart had voleindigd, en de
koortsende droomen van demonen-vrees en godsliefde der middeleeuwsche
wereld in den greep van zijn onverwrikbaren wil getemd en tot in
schoonheid geordende tafereelen had omgeschapen; sinds hij ze had
volgezongen met zijn ziel--beelden, gemaakt van geluid, en muziek uit
aanschouwing geboren--; sinds dien heeft hij het lieflijke maar vooral
het gruwelijke der wereld met zijn naam en macht overheerscht.
Dantesk, bovenal, was het gruwzame duister, van de schicht-naderende
|