deelen, wakker roepen, die dit boekje
ten eenenmale doet vergrauwen. Hetgeen men moet betreuren, want de
groote deugden [p.202] welke het in zijn soort eigen zijn, geven
aanleiding tot een aesthetisch genot en een warme waardeering, waarvan
het jammer is, dat zij door althans gansch onnoodig veroorzaakt
vergelijken en herinneren worden gedrukt.[2]
Maart '19.
Noten:
[1] Schetsen en Critische Opstellen, blz. 178.
[2] Nadat het werk, hetzij grootendeels, hetzij geheel, zal zijn
verschenen, hoop ik er uitvoeriger op terug te komen.
* * * * *
II DIDACTISCH [0]
* * * * *
PIT-TAH, DE GRIJZE WOLF [1] [p.205]
I
Inleiding
Niets is wellicht beter in staat ons van het bestaan van een feilen,
schoon vaak onbewusten hoogmoed in ons menschen te overtuigen, dan na te
gaan hoe in den loop der eeuwen de menschheid de dieren heeft gezien en
vooral hoe die visie op de dierenwereld zich in literaire kunst heeft
geuit. Van het Pancatantra, het oeroud Indisch Sanskrit-werk af, tot,
over den Griek Aesopus--die zelf, naar de geleerden zeggen, een fabel
is!--, de verschillende oude behandelingen van de Reinaert-sage--waarbij
zich sedert kort de voortreffelijke bewerking door Streuvels heeft
gevoegd--, tot ook, eenige eeuwen later den genialen en gracieusen
Franschman La Fontaine, om nu maar de allerberoemdsten, werken en
schrijvers, te noemen, is de dierenwereld nimmer om zich-zelfs-wil in
literaire kunst gebeeld. Zeer zeker ging al dezen schrijvers het
eigenaardige van het dier-leven niet onopgemerkt voorbij, maar dat leven
zagen zij niet als een schoon en stroom, machtig, diep en hunner
aandacht ten volle waardig, ook al hadden zij er nooit de spiegeling
van der menschheid gelaat in gezien, maar zij achtten dien integendeel
juist daarom alleen hunne bestudeering waard, [p. 206] omdat zij tot de
menschen konden zeggen: Buig u over dezen stroom en ge zult er al uwe
bewegingen, uw gelaat en al zijn wisselingen in weerkaatst zien: de
oogenglans uwer vreugde, de wringing en de hette uwer hartstochten; de
deemoedige plooi uwer huichelachtigheid; het brandend staren uwer
wanhoop; ja zelfs een enkel maal de vervoering uwer ziel, uw adeldom.
Het dier had dus alleen belang voor hen, voor zoover het als acteur te
gebruiken viel, wien een menschelijke rol kon worden toebedeeld. Hun
dier-psychologie, zoo er al een enkel maal sprake is van iets, dat
|