bevallig spel, voor te verdwijnen een lichtje neerzette
en achter liet, tot op het eind dat ijl-wazige en vage in den glans van
al die lichtjes hel-verklaard stond, en wij opgetogen begrepen wat het
ons wilde zeggen, neen wat het ons meer dan gezegd, wat het ons in en
door al die tooneelen had gebeeld: zich-zelf; want door heel dat
gebeuren bleek het nu voor onze oogen stillekens te zijn gegroeid, in
heel dat gebeuren zich langzamerhand te hebben verwerkelijkt, zoodat
wij eindelijk zagen wat het is: de voorstelling, hoe en waardoor de
liefde ook in het meest hatende wezen dringt, hoe en waardoor zij dit
vervormt tot iets van zich-zelf, en het daarmee meteen al het hoogst
voor hem bereikbare geluk brengt.--
[p.231] Dit karakter van ons boek: een verhaal van de overwinning der
liefde te zijn, staat weliswaar in niet-prettige tegenstelling tot het,
betrekkelijkerwijs gesproken, kleine menschscheppend talent en den
geringen ernst, waarmede de figuur is gebeeld--de mijn-expert Weedon
Scott--die voor Pittah de personificatie dier zijn haat overwinnende
liefde is. Het is dan ook misschien wel het moeilijkste dat er bestaat:
de liefde, zelfs maar eenigszins, te personifieeren, zonder een tikje
zoetelijk te worden--de figuur van "Mooien Smit," den duivel van
Pittah's hel, is dan ook beter geslaagd--maar omdat deze minder gelukte
menschbeelding voorkomt in een dierverhaal, en het dier- en
natuur-verhaal in onze meer-onbewuste verbeelding aan het sprookje is
verwant, waarin wij, zooals van zelf spreekt, 't nooit zoo nauw met de
levenswaarheid der menschkarakters hebben genomen, oefent deze
omstandigheid zoo min als de slecht-romantische toevalligheid van de Jim
Hall-episode op het einde, een bepaald-storenden invloed uit; en op stuk
van zaak verhoogen deze tekortkomingen misschien nog wel de bekoring van
het verhaal, die immers over 't algemeen aan het kinderlijk-aanvallige
der naiveteit niet vreemd is.--En hiermee zij dan de behandeling van
Pittah de grijze Wolf beeindigd.
Noten:
[0] Men zie het Voorwoord bij het didactisch gedeelte van mijn eersten
bundel Over Literatuur, mede ter verklaring van den gemeenzamen stijl en
de moraliseerende uitweidingen in de volgende artikelen.--
[1] Pittah, De Grijze Wolf, door Jack London, naar het Engelsen door
S.J. Barentz-Schoenberg.
[2] Een en ander heb ik indertijd in Het Jonge Leven aan een fabel uit
het Pancatantra en een uit Aesopus gedemonstreerd. De beschikbare ruim
|