?" En inderdaad, mijne geachte jonge
vrienden, die tot mijn matelooze verrassing nog niet door deze
verhandeling in-slaap-verveeld zijt--als ge mij vraagt: ik weet 't zelf
niet.... Daar zijn van die grensgevallen.... Maar komaan, laat ons niet
twisten over een naam! Ziehier nog zoo'n grensgeval: de heer Spitz
schijnt nu eenmaal een onuitroeibaren haat tegen "zoogen" [p.289] te
hebben. Waar hier met geen mogelijkheid eenig fatsoenlijkheids-begrip in
't spel kan zijn, ben ik geneigd te vragen: heeft hij een agentuur van
zuigflesschen, of de vertegenwoordiging van 't een of ander kindermeel,
dat hij met het woord "zoogen" wellicht ook de daad uit de wereld wil
helpen? Het blijft gissen. Maar ongetwijfeld is 't een onschuldig
genoegen, dat men zich verschaft, wanneer men "die God soghede" met
"Gods Moeder" vertaalt. Edoch, deze "zoogen"-haat wordt een bepaald
duivelskwaad, als men "diene soghede" overzet met: "die hem de
moederborst reikte." Hier is het geen grensgeval meer; hier zijn we
zeker en middenin bij het gebrek aan fijn taalgevoel, bij het
tekort-aan-artisticiteit aangeland. Het is natuurlijk een goedkoope
aardigheid, om den vertaler te vragen, of dat "aanreiken" hier, waar het
toch een god gold, op een zilver dan wel een goud presenteerblaadje
geschiedde; maar die goedkoope aardigheid welt dan ook vanzelf naar de
lippen, als weerslag op de allergoedkoopste want tot den laatsten draad
toe afgedragen en nietswaardige rhetoriek der vertaling, hier. "Muziek
lokt van een ziel muziek weer los," zong Gorter. En hier hei-je daarvan
nou 'ns 'n verrukkelijk voorbeeld!--Is het ook niet evenzeer rhetorisch,
als men dit stuk, met dien prachtigen door mij gecursiveerden regel:
Daar die voghele hadden feest.
Si maeckten soe groot gescal,
Dat ment hoerde overal ...
vertaalt met: "waar de vogels luide en jubelend hun lied zongen"?
(daarbij op den koop toe--ik zei toch: rhetorica is niet duur!--den
mooisten regel totaal verdonkeremanend!) Neen, onze vertaler heeft
nergene het fijne gevoel eens kunstenaars gehad, noch waar hij liet
vervallen, noch waar hij toevoegde. Ai, zou ik den heer Spitz willen
zeggen, het "gij zult er niet aan toevoegen en er niet van afnemen," dat
is ook voor de vertalers van de groote dichters geschreven!--Nog een
voorbeeld van "eraf nemen." Als de heer Spitz schrijft:
[p.290]
Ze zond den jongeling, tot wien ze zoo groote liefde droeg een
brief, waarin ze hem verzocht, dat hij ze
|