er spoedig tot haar komen
moest; ook hem zou daaraan veel gelegen zijn. De jongeling las den
brief, dien zijn vriendin hem zond en in zijn hart was vreugde.
Snel maakte hij zich op om tot haar te gaan.
dan kapt hij tusschen: "veel gelegen zijn" en: "De jongeling las" dezen
versregel weg:
Die bode ghinc daer de jonghelinc was
en ook voor: "las" de woorden: "Hi nam." En dat alles had hij volstrekt
niet mogen doen. Hij heeft waarschijnlijk gedacht: die oude dichter had
te veel den tijd, wat is-ie breedsprakig. Mis, waarde Heer. Met dat
in-stukken-hakken-der-handeling, in dat verlangzaamde tempo--dat uit die
"breedsprakigheid" is ontstaan--is de plechtigheid en het gewicht
van dit voor Beatrijs supreeme levensmoment, dat over heel haar
toekomst beslist, gebeeld: tot plasticeerenden klank en rhythme
geworden!
En nu een toevoeging. De dichter zegt:
Nu gaet si met groten weene
Ten cloester waert moeder eene.
De vertaler schrijft:
In diepe droefheid gaat ze naar het klooster--moederziel alleen
--door de stille geheimenis van den nacht.
Van het door mij gecursiveerde is in den origineelen tekst niets te
vinden. De heer Spitz heeft hier vermoedelijk gedacht: ik zal dat nou
'ns op z'n "modern-stemmingvols" mooi maken. Maar ach, waarde Heer, ge
hebt het leelijk gemaakt, want er kon ons waarlijk niets ergers
gebeuren, dan dat het "stemmingvolle" gezicht van het moderne hier om
dit eeuwenoude kerkhoekje kwam kijken....--[p.291] En dan: een waarlijk
kunstenaar-vertaler vertaalt niet slap, ten minste niet zoo slap. Als
hij in een door hem te vertalen gedicht een sehat ontmoet als deze:
Goet berou mach als (kan alles) ghewouden
(een schat: omdat in dat eene woord ghewouden = overweldigen, macht
krijgen over iets, de mystieke strijd van den zondaar met de zich nog
terughoudende genade Gods is geheeld), dan weet hij niet hoe
spoedig, en niettemin met hoe voorzichtige en teeder-aanrakende handen,
hij die zal bergen in zijne overzetting; en hij denkt er eenvoudig niet
aan, zoo iets sterks en groots met het slappe: "welgemeend berouw
brengt immer vergeving" te vertalen. Maar ook, en ten slotte: al
zouden deze voorbeelden ons niet het tekort aan kunstenaarsgaven van den
vertaler hebben bewezen, dan nog zouden wij dit hebben bemerkt aan het
feit, dat in dit proza geen "stem" klinkt, er geen persoonlijk
rhythme, als eene alles dragende flonkerende, of grijze, doffe stroom,
door vl
|