vreugde om de schoonheid-zelf, die hij voelde te
geven, maar zeker verheugd, omdat hij dit reine offer op het altaar
van zijn God kon leggen. Anders Boutens--ik voel mij er zeker van: als
men Boutens zou vragen: "Gelooft gij er waarlijk aan, dat een houten
beeld door de Moeder Gods in een haar tijdelijk dienend lichaam werd
veranderd (zoo is de in zijn Beatrijs op zich-zelf zeer
schoon-gevonden voorstelling), om [p.272] voor een het klooster
ontweken non de dagelijksche taak waar te nemen?" hij zou moeten
antwoorden: "Daar geloof ik niets van", en zelfs: "Van de historiciteit
van het heele mirakel geloof ik niets." En dat, als men hem dan opnieuw
zou vragen: "Wat gelooft ge dan daaromtrent eigenlijk wel, want uw fraai
gedicht blijkt mij toch zekerlijk in religieus gevoel gedrenkt en er
gansch van doortrokken?" hij allicht dit wederwoord zou geven: "Als ge
mij dat zoo vraagt, kan ik u niet antwoorden; mijn religieus gevoel is
wel diep, maar zal, omdat het toch mijn heele zijn niet vult--het
verband ervan met mijn rede bijvoorbeeld is uiterst los--den schijn
van een uiterste en vervluchtigende vaagheid niet kunnen ontkomen,
zoodra ik het in preciese, redelijke begripstermen, in plaats van in
beeldende voorstellingen, zou willen kenbaar maken. Ik denk eigenlijk,
dat mijn algemeen religieus geloof meer een soort van neo-katholiek,
vaag mysticisme, een hijgen-naar-geloof is, dan geloof-zelf.... Deze
tijd, ziet ge, stoot mij af; nu strek ik mijn verlangende handen uit
naar de middeleeuwen, en naar het kostbaarste en allerheerlijkste dat
deze bezaten: hun eerlijk, eenvoudig, kinderlijk en hart-diep,
onwrikbaar Godsgeloof en ik zeg mij: de bijzondere vorm van hun
godsgeloof, die kinderlijke vorm, kan de mijne niet zijn, maar het
daarin brandende sentiment moet toch wel sterk verwant, ja gelijksoortig
aan het mijne zijn, en dat moet ik nu eenmaal, ook als dichter, uiten
... dat is mijn leven.... O, kon ik, zoo sprak ik tot mijzelf, al ware
't maar een hunner oude vormen van mijn sentiment vol maken en doen
blozen, want om gansch nieuwe vormen, niet vage maar tastbare, te
scheppen, daarvoor schijnt, helaas en helaas, mijn religieus sentiment
weer niet sterk genoeg te zijn...."--Zoo, denk ik, zou Dr. Boutens
kunnen antwoorden, en dat ik goede redenen heb, aldus te denken, hoop ik
u zoo aanstonds door mijn analyse te bewijzen. Nu eerst dit nog: wat,
dit alles nu eenmaal zoo zijnde, gebeuren moest, gebeurde. Vorm en
inhoud in de kuns
|