n literair criticus in twijfel zou
mogen trekken, wel niemand zal mij het recht ontzeggen, te beoordeelen
waar het "te" der fatsoenlijkheid begint, want bedenkt: heb ik niet meer
dan een kwarteeuw op klooverswinkels gewerkt en vormden die niet immer
de hoogeschool van het fatsoen?... Zoodat ik dan ook daarmee begin!
De eerste maal dan, dat de heer Spitz, bij het maken zijner vertaling
een aanval van te-groote-fatsoenlijkheid kreeg, was bij de passage,
waar, terwijl Beatrijs en haar minnaar, den morgen na de nachtelijke
vlucht uit het klooster, het bosch en bloemenveld voorbij rijden, de
minnaar aan het woord is. Dan luidt de vertaling aldus:
"Lief," zeide hij, "ware 't U gevallig, we zouden van het paard
kunnen stijgen en bloemen plukken. Ik denk dat het hier heerlijk
zijn zal."
Hier heeft nml. de heer Spitz het vers:
Laet ons spelen der minnen spel
verdonkeremaand.
En de tweede aanval overviel hem--en als literair arts fluister ik u,
die 't toch weten moet, in: twee zulke aanvallen, zoo kort na elkaar ...
dat is bepaald gevaarlijk ...--als Beatrijs antwoordt. Dan aldus de
vertaling:
[p.287]
"Wat zegt ge," antwoordde ze toornig, "onbeschaamde dorper, zou ik
neerzitten op het veld, 'lijk een vrouw, die geld wint met haar
lichaam, waarlijk, ik zou weinig schaamte moeten kennen. Dit zoudt
ge niet gezegd hebben, hadt ge niet den aard eens dorpers! 't Mag
mij wel rouwen, dat ik met u ben gegaan; God's straf verdient ge,
door mij zoo iets te durven voorstellen. Houd voortaan zulke taal
voor u en luister naar de vogels, hoe ze zingen en hoe blij ze
zijn, dan zal de tijd u niet zoo lang vallen. Als we eenmaal in de
eenzaamheid van het echtelijk slaapvertrek bijeen zijn, dan moogt
ge doen wat ge nu verlangt. Er is groote droefheid in mij om wat
ge van mij gevraagd hebt.
Hier is het door mij gecursiveerde gedeelte een verfatsoenlijking van:
Alsic bi u ben al naect
Op een bedde wel ghemaeckt,
Soe doet al dat u ghenoecht,
Endedat uwer herten voeght;...
De heer Spitz heeft, toen hij aan deze beide flauwten, die
tegelijkertijd flauwiteiten waren, toegaf, en zich niet als een kerel op
de been hield, verscheidene dingen uit het oog verloren, welke hij beter
erin hadde gehouden.
1 deg.. Door dien eenen versregel uit het voorstel van den minnaar te laten
vervallen en toch Beatrijs haar bulder-antwoord te laten geven, wordt
|