kkige op de biecht te wijzen: niet
minder eene werkelijke verlossing dan een verplichting voor
haar?--Beatrijs overwint dan haar schaamte en biecht den abt haar
misdrijf en miraculeuze redding; deze geeft haar absolutie en zegt dan
(en let nu eens op hoe voortreffelijk-compositorisch ook, dit
gedicht is opgebouwd!):
Hi seide: "Ic sal in een sermoen1) [1) preek]
U biechte openbare seggen,
Ende dat soe1) wiselike2) beleggen,3) [1) Zoo 2) wijselijk 3) daarheen leiden]
Dat ghi ende U kinder mede
Nemmermeer1) te ghere stede2) [1) nooit 2) in geen enkel opzicht]
Ghen lachter1) en selt2) ghecrigen,2) [1) schande 2) 2) zult oploopen]
Het ware onrecht soudement1) swigen, [1) zou men het]
Die scone miracle, die ons here
Dede doer siere moeder ere.1) [1) Deed ter eere zijner Moeder]
Ic saelt1) orconden2) over al; [1) zal het 2) verkondigen]
Ic hope datter nog bi sal
Menech sondare bekeren
Ende onserlieven vrouwen eren."
Ik heette U erop te letten, hoe in mijn citaat iets
voortreffelijk-compositorisch voor den dag zou treden. En
natuurlijk--gij zaagt het reeds in mijn cursief. De vraag zoude immers
gebleven zijn--een gewichtige vraag voor onzen dichter, voor wien het
schrijven van dit gedicht, niet "slechts" het scheppen van een kunstwerk
was, maar veel meer dan dat: het verheerlijken der heilige
Moeder-Maagd--hoe werd dit mirakel ooit bekend aan anderen, hoe kon 't
aan anderen bekend zijn geworden, waar het toch juist uitteraard een
geheim tusschen de Goddelijke en de begenadigde vrouw was? En ziedaar de
oplossing: de psychologische en religieuze noodzakelijkheid van de
biecht voor Beatrijs, en een biechtvader, die het zoo weet te plooien,
dat hij, zonder het biechtgeheim te schenden, toch der wereld de
troostende en stichtende wetenschap van het mirakel schenken kan. Mooier
het-een-uit-het-ander-gegroeid had het waarlijk niet gekund!--het
naief schoone slot:
[p.267]
Hi--de abt, v.C.--deet verstaan den covende,1) [1) klooster]
Eer hi thuuswaert1) weder wende, [1 huiswaarts]
Hoe1) ere1) nonnen was gesciet; [1) wat eene]
Maer sine wisten niet
Wie si was; het bleef verholen.
Die abt voer1) Gode volen2) [1 reed heen 2) God bevolen]
Der nonnen kinder nam hi beide
Ende vorese1) in sein gheleide. [1) voerde hen mede]
Grau abijt1) dedi hen an, [1) Het grauwe kleed]
Ende si werden goede man.
Haer moeder hiet Beatrijs.
Loef God
|