FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200  
201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   >>   >|  
verloopen is, nog zou ik geaarzeld hebben; want, moge er al eene enorme verbetering zijn ontstaan, woont niet nog altijd de arbeider aan den zelfkant van het geestelijk leven? Welk een storm moet niet zelfs heden ten dage in het centrum opsteken, wil hij daar aan dien uitersten zoom, een vleugje voelen tegen het hoofd! Maar, lieve vrienden en vriendinnen, schoon ik derhalve wel weet, dat velen uwer nog altijd veel te vol van eene zonderlinge levenszekerheid zijn; dat het leven hen nog immer al te raadselloos is, en dat hunne zekerheid of door eene naieve onwetendheid wordt gedragen, of door de, overigens natuurlijke, pratheid op het jonge bezit van wat uitsluitend practisch-maatschappelijke kennis wordt gestut, wat kennis, die vaak--en hoe kan 't anders na zoo zorgelijke jeugd!--zoo weinig om het lijf heeft, dat ze zich heel het leven precies zoo naakt, zoo open en duidelijk denkt als zichzelf--ofschoon ik dit alles wel weet ... daar werd me een boekje gezonden met de vraag: "Zou je dat niet eens willen behandelen in Het Jonge Leven?" Ik bekeek het boekje en toen, onmiddellijk, werd mij de verzoeking al te groot: of ik 't wilde, en hoe graag! En bovendien: ik bekeek ook den breeden rug van den zender en bedacht plots met gnuivend genoegen, dat die best de helft zou kunnen dragen van mijne misdaad, te spreken over mystiek, middeleeuwsch godsgeloof en een middelnederlandsch gedicht. En zoo besloot ik, u met dit alles--schoon niet dan betrekkelijk vluchtig--op het lijf te vallen. Hoe het boekje heette, ja dat weet ge nu al; uw nieuwsgierig gezicht geldt natuurlijk den breeden rug.... Welnu ... maar sjt! hoor ... die rug was van Henri Polak....-- Noot: [1] Naar aanleiding van: "Beatrijs, Het Middelnederlandsch Gedicht in Proza naverteld" door B.J. Spitz. "De Zonnebloem" Apeldoorn, 1916. * * * * * [p.234] II Bijna immer wanneer de menschelijke geest een van zijne hoogste en felste helderziendheden bereikt, ontkomt hij niet aan eene verblinding. Die verblinding en helderziendheid bestaan dan gelijktijdig met elkaar. Hij is als een hemel die blind wordt aan zijn zonneoog als zijn sterren-oogen gaan glanzen. Men spreekt van de eenzijdigheid sommiger genieen; over de zedeloosheid, het heenloopen over, en vertreden van alles--behalve hun kunst--van sommige groote kunstenaars; maar dat eenzijdige en die zede- en gewetenloosheid, zij zijn van niets anders het gevolg dan van die
PREV.   NEXT  
|<   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200  
201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   >>   >|  



Top keywords:

boekje

 

altijd

 

schoon

 

anders

 

bekeek

 

breeden

 
verblinding
 
kennis
 

vertreden

 

gewetenloosheid


glanzen

 

heette

 

nieuwsgierig

 

gezicht

 

natuurlijk

 

vallen

 

misdaad

 

genieen

 

spreken

 
sommiger

zedeloosheid

 

gevolg

 

kunnen

 

dragen

 

mystiek

 

middeleeuwsch

 

spreekt

 

betrekkelijk

 
vluchtig
 

besloot


godsgeloof

 

middelnederlandsch

 

gedicht

 

eenzijdigheid

 

menschelijke

 
hoogste
 

wanneer

 

genoegen

 

sommige

 

felste


gelijktijdig

 
bestaan
 

behalve

 

ontkomt

 

elkaar

 

helderziendheden

 
bereikt
 

Middelnederlandsch

 

kunstenaars

 
Gedicht