FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206  
207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   >>   >|  
dagelijksche taak in 't klooster. Na dit gedaan te hebben vaart hij voort: Dese joffrouwe en was niet sonder Der minnen1), die groot wonder [1) de liefde] Pleecht te werken achter1) lande.1) [1) 1) overal]. en schildert welsprekend de onweerstaanbare macht en dwang der liefde. En, zegt hij, als men daaraan denkt, dan zal men wel inzien, dat: Hier omne en darfmen niet veronnen1) [1) Men hierom niet mag hard vallen] Der nonnen, dat si ne conste ontgaen1) [1) de non, dat zij niet kon ontkomen aan] Der minnen, diese hilt1) gevaen;1) [1) hield gevangen] Want die duvel altoes begheert Den mensch te becorne1), ende niet en cesseert,2) [1) te verleiden. 2) en houdt niet op] Dagh ende nacht, spade ende vroe, Hine doetersine macht toe.1) [1) Doet hij er zijn best voor] Met quader liste, als hi wel conde,1) [1) zoo goed hij kon) Becordise1) met vleescheliker sonden, [1) bracht hij haar in verzoeking] Die nonne, dat si sterven waende. Ik heb twee woorden in den voorlaatsten versregel gecursiveerd: ge ziet, onze dichter windt er geen doekjes om. Het is dan ook een der schoonste eigenschappen van dit middeleeuwsche gedicht, dat het allerminst zijne verhevenheid ontleent aan de wegdoezeling van de nooden en zorgen der nederigste menschelijkheid en van het dagelijksche leven. Het laat het licht van zijn mirakel schijnen over den gansch niet vermooiden bodem der maatschappelijke en gewoon-menschelijke [p.241] realiteit. En schoon deze eigenschap, gelijk nog zooveel anders, U wel het duidelijkst zal opvallen, wanneer wij er aan toe zijn, deze Middelnederlandsche met Bouten's Beatrijs te vergelijken, wilde ik er toch reeds thans uwe aandacht op vestigen en zal ook daarmede voortgaan. Afgestreden, voelt Beatrijs nu, niet langer in het klooster te kunnen blijven: Ic moet leiden een ander leven, Dit abyt1) moet ic begheven.2) [1) kloosterkleed. 2) afleggen] Nu hort hoeter1) na verghinc: [1) hoe het haar] Si sende om den jonghelinc, Daer si toe hadde grote lieve, Ootmoedelyc met enen brieve, Dat hi saen1) te hare quame, [1) spoedig] Daer laghe are sine vrame1) [1) Daaraan zou ook hem veel gelegen zyn.) Die bode ghinc daer de jonghelinc was. Hi nam den brief ende las, Die hem sende sijn vriendinne. Hoe was hi blide in sinen sinne! Hi haeste hem1) te comen daer. [1) zich] Sint dat si out waren .XII. jaer Dwanc1) die
PREV.   NEXT  
|<   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206  
207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   >>   >|  



Top keywords:

klooster

 

liefde

 

jonghelinc

 

Beatrijs

 

dagelijksche

 

daarmede

 
langer
 
kunnen
 

Afgestreden

 

vestigen


schijnen

 

voortgaan

 

mirakel

 

aandacht

 

Middelnederlandsche

 

gewoon

 

maatschappelijke

 

zooveel

 

anders

 
gelijk

eigenschap

 

realiteit

 

schoon

 

menschelijke

 

duidelijkst

 

Bouten

 

vergelijken

 

vermooiden

 
opvallen
 

wanneer


gansch

 

verghinc

 

gelegen

 

vrame1

 

Daaraan

 
vriendinne
 

Dwanc1

 

haeste

 

afleggen

 

kloosterkleed


hoeter1

 
begheven
 

leiden

 

spoedig

 

brieve

 

Ootmoedelyc

 
blijven
 

nonnen

 

conste

 
ontgaen1