ochte,1) [1) Mij grieft die gedachte]
Godsat hebdi diet sochte!1) [1) Ge verdiendet dat God's haat U trof]
Swighet meer deser tale,1) [1) Houd voortaan zulke taal voor u]
Ende hort die voghele inden dale,
Hoe si singen ende hem vervroyen,1) [1) zich verheugen]
Die tijt sal U te min vernoyen.1) [1) De tijd (dat ge nog wachten moet) zal U dan minder verdrieten]
_Alsic bi U ben al naect
Op een bedde wel ghemaect,
Soe1) doet al dat U ghenoecht,2) [1) Dan. 2) aangenaam is]
Ende dat uwer herten voeght;1) [1) En dat U lust]
Ic hebs in mine herte toren
Dat ghijt mi heden leit te voren._
[p.247] Zie nu eens, vrienden, hoe zuiver-mooi dit alles is: in weinig
trekjes, louter in de woorden door Beatrijs-zelve gesproken, slaagt
onze dichter, zonder eenige toelichting zijnerzijds, erin, haar
geheele reine innerlijk ons te doen zien. Hij sprak van "vleescheliker
zonde" zooeven--wij verstaan nu, dat dit "vleeschelike" in haar, niet
sexueele lust beteekent, maar: lichamelijk verlangen, gewekt door de
geestelijk-menschelijke liefde tot haar lief! Sla nog eens op, hetzij
in mijn eersten bundel Over Literatuur, hetzij in Het Jonge Leven,
wat ik indertijd over Geertje schreef! En zie het onderscheid tusschen
sexueele lust en sexueele liefde. Zijn Geertje en Beatrijs geen
zusters? "Zondigen" zij beiden uit overgroote liefde niet. Vereenigen
zich hier over den afgrond der eeuwen de beide zuster zielen niet? Bij
beiden spreidt de heilige-in-hen over de zondares-in-hen een
waardigheid.... Dit wat het eerste cursief betreft. Wat het tweede
aangaat: dit is grof en plat, nietwaar?... Ja, het is bijna even grof en
plat--schoon op geheel andere wijze en in oneindig edeler
sfeer-van-gebeuren--als die mededeeling van Dante in zijn Hel, dat de
Overste der duivelen het sein voor zijne trawanten om op te trekken gaf,
doordat hij "van zijn achterste een trompet maakte." Onze dichter had
Beatrijs ditzelfde anders kunnen doen zeggen en Dante had ditzelfde
anders kunnen zeggen. Zij deden het niet. Waarom? Om deze eenvoudige
reden, denk ik: Als men iets weergeeft of afbeeldt, moet men dat op zoo
eenvoudige en sterke wijze doen als maar mogelijk is, want mede
daardoor zal de uiting het best bij de geconcipieerde waarheid
passen. De groote dichter, de groote schrijver handelt aldus van zelf;
moet aldus handelen. Waarom zou hij trouwens pogen het niet te doen?
Uit ethische overwegingen? Maar dat kan toch niet: hij,
|