eder1) [1) Ik zal met u deelen]
[p.254]
Dat mi verleent onse here,
Doer siene lieven moeder ere.1) [1) Zijn lieve Moeder ter eer]
Dus bleef si met haren kinden,
Ende soude gheerne1) ondervinden2) [1) gaarne 2) te weten komen]
Hoet inden cloester stoet1) [1) Hoe het met het klooster ging]
--"Segt mi," seitsi,1) "vrouwe goet, [1) sprak zij]
Es dit covent van joffrouwen?"1) [1) Is dat een nonnenklooster?]
"Jaet,"1) seitsi "bi miere trouwen2) [1) Dat is het 2) en ik geloof zeker]
Dat verweent es1) ende rike [1) Dat er zeer ruim wordt geleefd]
Men weet niewer1) sijns ghelike: [1) nergens]
Die nonnen diere1) abijt2) in draghen, [1) die er 2) kloosterkleed]
Ic hoerde nye1) ghewaghen2) [1) nooit 2) gewag maken]
Van hen negheen gherochte1) [1) eenig (kwaad) gerucht]
Dies1) si blame2) hebben mochten [1) waarvan 2) blaam]
Beatrijs verwondert zich natuurlijk grootelijks over deze mededeeling.
Zij denkt immers, dat hare schande: ter wille van een man het klooster
te hebben verlaten, wijd en zijd is bekend geworden, en
behoedzaam--merk hoe natuurlijk-levendig ook hier de dialoog is, en
overeenkomstig de situatie--poogt zij door tegenspraak eenige
opheldering van haar gastvrouw te krijgen. Zij had toch gehoord, zegt
ze, dat veertien jaar geleden een non, die kosteres was, heimelijk het
klooster verliet en men nooit vernam, in welk land zij leefde of
gestorven was. Maar nauwelijks heeft zij dit gezegd, of haar gastvrouw
wordt zeer boos en zegt, dat Beatrijs haar wel voor krankzinnig moet
houden, dat zij tegenover haar zoo durft lasteren: juist die kosteres,
van wie ze zoo schandelijk spreekt, is de deugdzaamste en
geestelijkst-levende non van alle kloosters, die maar tusschen de Elbe
en Gironde staan. Als Beatrijs het nog eenmaal mocht wagen, zoo iets te
zeggen, zal ze haar de deur wijzen. Beatrijs, hier voor 'n voor haar
onoplosbaar raadsel staande, verzoekt haar gastvrouw, haar de namen van
vader en moeder dier voortreffelijke kosteres te noemen. En dan hoort
zij--die van hare eigen ouders!--Dien nacht eenzaam op haar kamer,
versmelt zij in tranen en gebed, en midden haar bidden door slaap
overvallen ziet zij een visioen, en een stem spreekt,tot haar:
[p.255]
"Mensche, du heves1) soe langhe gecarmt2) [1) ge hebt 2) gekermd, gesmeekt]
Dat Maria dijns1) ontfarmt; [1) zich over U]
Want si heeft di verbeden1) [1) Zy heeft vergiffenis voor U afgebeden]
Ganc
|