minne2) dese twee, [1) Dwong. 2) liefde]
Dat si dogheden1) menech wee, [1) leden]
Ook hier weer--in mijn cursief--de onverbloemde menschelijkheid: met
eene aardsche en onverwonnen liefde in 't hart, is Beatrijs het
kloosterleven ingetreden, en zij heeft Jezus dus wel met den mond maar
niet met het hart tot Bruidegom verkoren....--Niet alleen, dat de mensch
ons hierdoor des te menschelijker wordt, maar het mirakel wordt er een
van des te goddelijker genade.
De jongeling is dus haastig kloosterwaarts gereden. Daar zeggen zij
elkander, hij voor het getralied venster, zij erachter, onder heftige
bewogenheid hunne durende liefde. Hij stelt haar voor, haar mede te
voeren uit het klooster: wil zij hem den tijd zeggen, dat hij daartoe
wederkome, dan zal hij middelerwijl te haren behoeve allerhande fraaie
kleeren en het schoonste reisgerief koopen. Hij belooft, haar [p.242]
nooit te zullen verlaten, wat hun beiden in de toekomst ook moge
overkomen. Het antwoord is wat ge denken kunt; maar om de kunst,
waarmede ook in dit antwoord alle vooze overspanning verre gehouden
is, en om de erin heerschende reine kalmte eener ook kuische en sterke
liefde, welke in hare meest supreeme oogenblikken het contact met het
gewone dagelijksche leven en hare zorgelijke voorzienigheid niet
verliest, noch, trots hare overgave, eene maagdelijk-schroomvolle
terughoudendheid, zal ik het even voor u afschrijven. De verzen waaruit
dat alles blijkt, cursiveer ik--in het laatste cursief vindt ge die
maagdelijke schroom vol teederheid--.
"Vercorne vrient," sprac die joncvrouwe,
"Die1) willic gherne van U ontfaen2) [1) Het pand zijner trouw, 2) ontvangen]
Ende met U soe verre gaen,
Dat niemen wete in dit covent1) [1) klooster]
Werwaert dat wi syn bewent.1) [1) heengegaan]
Van tavont over .VIII. nachte
Comt ende nemt mijns wachte1) [1) wacht mij]
Daer buten in den vergier1) [1) boomgaard]
Onder enen eglentier.
Wacht daar mijns, ic come uut
Endewille wesen uwe bruut
Te varene1) daer ghi begheert [1) te gaan]
En si1) dat mi siecheit2) deert, [1) tenzij, 2) ziekte]
Ocht1) sake die mi si te swaer, [1) of]
Ic come sekerlike daer,
Ende ic begheer van U sere
Dat ghi daer comt, lieve jonchere."
De jongeling gaat been, koopt de schoone kleederen en geschenken,
voorziet zich ook van vijf honderd pond zilver, rijdt op den afgesproken
tijd 's nachts weer naar het klooster en wacht daar
|