een
onrust gewaar, die hij weliswaar, mits zijn temperament hem daartoe in
staat stelt, eerder prikkelend en amusant dan vervelend zal vinden, maar
die hij toch, al naar mate zijn geest evenwichtiger is--een deugd!--wel
degelijk ten slotte als onrust, d.i. iets onaangenaams zal voelen.
Maar aan den anderen kant: de niet geringe voordeelen zijn allicht: een
geestig kunstenaar te hooren tegelijkertijd beeldend- en
bespiegelend-spreken en vooral: als 't ware den schepper in zijn
werkplaats te zien. Vast staat in elk geval, dat de Engelsche
Grootmeester Charles Dickens met deze subjectief-realistische methode,
wonderen van kunst-heerlijkheid heeft gewrocht. En al reikt London
ongetwijfeld niet tot diens knieen, het valt op, dat de Amerikaan zijn
rasverwantschap zoowel met den grooten Engelschen romancier als met
andere Engelsche schrijvers toont in het bezit van die soort
specifiek-Engelsche geestigheid, die men wellicht als een mengsel van
"drogen" en gevoeligen humor zou kunnen kenschetsen, waaraan zich dan
helaas soms bij eenige auteurs een min of meer blufferige gewikstheid
paart, die voor een groot deel niets anders dan het grove prat-gaan is
op diezelfde koele zelfbeheersching, welke, in zuiveren staat, wellicht
het meest sympathieke bestanddeel van den Britschen humor [p.216] vormt.
Dickens had dien zuiveren "drogen" en gevoeligen--schoon soms ietwat
sentimenteelen--humor, en dan nog onvergelijkelijk rijk omgloeid door
verrukkelijke stemmingsatmosfeeren van goudelende duisternissen, een
clairobscur van sterrig vonkelenden avondhemel. Kipling heeft, hoewel
oneindig zwakker, dien humor eveneens, maar--met een dosis en een soort
van pocherige gewikstheid in sommige zijner producten, welke die voor
een niet-imperialistischen en niet-chauvinistischen lezer al te zwaar
verteerbaar maakt; in G.K. Chesterton heeft diezelfde humor, zich
verfijnend, zijn hoogtepunt bereikt in het vuurwerk-knetterend en
vonkenspattend paradoxale, en onze London eindelijk heeft iets van
alle drie: het blufferig-gewikste uit zich bij hem langs een omweg op
eene beminnelijke, kinderlijk-naieve manier, waarover ik in het
volgende artikel zal spreken; de naar het paradoxale neigende
geestigheid doet zich kond, zoowel in een drang om zijn beeldingen een
woord-puntig en met het gebeelde contrasteerend karakter te geven,
als ook wellicht in een schoone, zuiver-artistieke "voorliefde voor het
verduidelijken zijner voorstellingen door inconventioneele, o
|