kasteel [p.220] Weedon-Scott[6] noodig, nu wordt in de
pauze de brug-Harry door de tooneelknechts op rollen weggeschoven en
achter de coulissen gebracht ....--En het gezicht dezer plots
openscheurende breuk tusschen het "Eerste Deel" en de latere
hoofdstukken schokt den aanschouwer zoo hevig, dat onze hongerige Sancho
Panza nauwelijks meer verbaasd en ontstemd kan zijn geweest, toen hem
voor zijn neus zijn bord werd weggekaapt. Maar deze eene oorzaak van
ontstemming in den lezer is in werkelijkheid door drie factoren gevormd.
Ten eerste: het gevoel, alsof men drie hoofdstukken lang voor de mal is
gehouden, 't geen niet zoo heel kort voor een "gijntje" is! Ten tweede:
de omstandigheid dat breuklooze eenheid in den voedingsbodem elk
aesthetisch genotsgevoel zijn voornaamste voedsel en kracht geeft,
verbrokkeling daarentegen van dien bodem het verschrompelen doet. Ten
derde: dat de mensch in den lezer het nooit verdraagt, de
menschelijkheid in een boek achteruitgeschoven te zien voor iets
anders. Desnoods heeft hij er vrede mee, dat zij van den aanvang af,
voor zijn aandacht in het geding kwam, aan iets anders ondergeschikt
werd gemaakt, mits dat andere hem dan maar hevig boeit; maar hare
vernedering onder zijne oogen, in zijn bijzijn duldt hij niet. Eens
zijne belangstelling gewekt door menschelijkheid op een zeker plan van
het werk, eischt hij onverbiddelijk, dat die menschelijkheid minstens op
dat plan gehandhaafd blijft en zeker vergeeft hij niet, dat, zooals hier
met Harry e.s. gebeurt, zij wordt weggebezemd en weggespoeld naar een
ondergrondsch gootje. Want gebeurt dit wel, dan vindt hij den schrijver
ook een beetje kinderachtig, dat is: niet ernstig en met slechts
weinig verantwoordelijkheidsgevoel, en tevens acht hij zijn daad een
gevolg van een tekortkoming in zijn talent. Waarmee hij gelijk heeft,
ook hier. En daarmede ben ik van zelf aan het punt gekomen, waarop het
mij mogelijk is, te doen wat ik in mijn vorig artikel beloofde: te
spreken over "zekere karaktertrekken van London's schrijversfiguur" en
over [p.221] de "beminnelijke, kinderlijk-naieve manier," waarop zich
bij hem "het blufferig-gewikste langs een omweg uit." Welnu: London
is--te oordeelen ook naar andere werken, die ik van hem las, De
Zeewolf en Elam Harnish[7]--nooit een werkelijk en groot
menschenschepper geweest. En houdt men dit in het oog, dan begrijpt
men tevens, hoe hij tot zoo zonderlinge en foutieve compositie als de
door mij gewraakte kw
|