estookten hel ontstijgen, wantrouwend
achternaloopen: of ze geen ontsnappende zielen zijn; een gevallen
aartsengel tot een smokkelaarsspeurenden grenswachter geworden....
Ajai!--Maar komaan, genoeg hiervan, ge denkt nu al, dat ik "vlooien
zoek" en--ge hebt gelijk, maar: het zijn vlooien van de springerigste
soort en juist omdat ze zoo klein zijn, de gevaarlijkste dragers van de
taalverknoeiingspest. Ik vang ze, om jullie voor die barre ziekte te
bewaren. En dus, bedillers!...
Laat mij intusschen dit stukje niet beeindigen, zonder nog dit te hebben
gezegd: ik ben er vrij zeker van, al las ik het oorspronkelijke werk
niet, dat men deze en dergelijke slordigheden niet der vertaling mag
verwijten. Een Hollandsche vertaalster, die zoo voortreffelijk
dialoog en stemming weet te geven, wie dus klaarblijkelijk de hoogere
gevoeligheid niet ontbreekt, die, dunkt mij, zal toch ook wel niet
geheel gesloten zijn gebleven voor de lessen der hervormers van '80.
Maar integendeel, zoo mogen wij zonder al te groote vrijmoedigheid
vermoeden, zijn 't fouten van het origineel-zelf, want juist zulke
fouten als een man van veel-produceerende genialiteit gelijk London ze
maakt. Het valt zoo licht te begrijpen: de scheppingsdrang drijft hem
voort, hij ziet visioen na visioen ... hij heeft zoo geen tijd ... in
Amerika zal hij er zelden om op de vingers getikt zijn ... en zoo
gebeuren dan die dingsigheden. Het is trouwens een verschijnsel, dat men
bij veel grooten--en veel-grooteren dan London!--kan waarnemen en uit
gedeeltelijk dezelfde oorzaak verklaren: het hevige voortstuwen van den
scheppingsdrang. En--nu genoeg van het leelijke, keeren we ons tot de
schoonheid.--
[p.214] Zie eens allereerst dit:
Voor de honden zwoegde een man op sneeuwschoenen. Achter de slede
hijgde een tweede man. Op de slede, in de kist, lag een derde man,
wiens werktijd voorbij was--een man dien de wildernis had
overwonnen en neergeveld, tot hij zich nooit meer kon bewegen of
verzetten. De wildernis houdt[4] niet van beweging. Leven
beleedigt haar, want leven is beweging; en de wildernis tracht
iedere beweging te dooden. Zij doet het water bevriezen om het te
beletten naar de zee te loopen. Zij jaagt het sap uit de boomen tot
zij in hun krachtig merg zijn bevroren. En woester en vreeselijker
dan alle vervolgt en bedwingt zij den mensch--den mensch, die het
meest rustelooze in het leven is, die zich altijd verz
|