systematiek--is De Stad
bekeken. Tot daar plots het geluid-van-dat-geordend-sobere op blz. 16
breekt: "Maar kakelend roddelen konde ze", enz. De andere Mendes maakt
reeds even zijn opwachting.--Het verheuglijke en voortreffelijke echter
in het boek is, dat juist daar waar het overwant- en
onbeinvloed-individueele aan den dag treedt, het zoo goed blijkt. Dat
bewijst [p. 201] onloochenbaar een sterke en vaste kern van eigen
aanleg. Toonen de talrijke psychologische fijnheden van een zeldzame
doordringingskracht dit aan, ook in vele beschrijvingen, en vooral in
de uitmuntende dialogisatie komt het uit, terwijl ook wel degelijk tot
dien eigen onbeinvloede kern het zeer concis en scherp op 't leven
betrappend beelden van houdingen en bewegingen behoort: hoe
voortreffelijk is mede daardoor het hoofdstuk Het Hooge Feest
geworden, hoe uitstekend de ruzie-scene in De Kelder met die figuren
van Jonas, de grootmoeder-heerscheres, Mordechai, Sam Piza. En dan
daarneven het stille, bijna-onbewuste, als in poppig-glazige
zwak-verwonderde staring doorgebrachte leven van het moedertje Lea! Hoe
uitmuntend is dat alles voelbaar en zichtbaar gemaakt. Een
uitmuntendheid, waarin allicht ook de figuren van Daan, Ko en Lot zouden
hebben gedeeld, indien zich niet vaak daar een eigenaardige zoetelijke
woordenstreeling, een knuffelende vertroeteling door den auteur, in de
plaats van een "objectief"-scherpe beelding hadde gesteld. Zoo werd dan
dit eerste deeltje van een klaarblijkelijk nogal uitgebreiden arbeid
belangrijk, niet slechts door wat het belooft, maar reeds aan rijpe
kunst ons schenkt. En het zou wijs van auteur en uitgever beiden zijn
geweest, indien zij, indachtig aan het feit, dat men onvermijdelijk door
heel de geaardheid van het werk-zelf tot een vergelijking met Querido's
machtig genie zou worden gedwongen, daarnevens niet nog den lezer, als
't ware met alle geweld, tot een vergelijking met een buitenlandschen
groote op den koop toe hadden genoodzaakt! De geheele wijze van uitgeven
toch, in acht "deelen",--dit aan het adres van den uitgever die tevens
de uitgever van "Jean-Christophe" is--maar bovenal de "dichterlijke" en
allegorische titels--dit aan het adres van den auteur--waarbij ons zelfs
een duidelijke vingerwijzing naar "La Revolte": "De Revolte dagen",
(welk een opzettelijk want overigens onmogelijk jargon!) niet werd
gespaard, kunnen slechts een herinnering aan Rolland's meesterwerk, ook
en vooral aan de eerste prachtige
|