oes van scheppende illusie ook gevormd en
getint, naast een echte te leggen, want dan spot-fluistert in haar geur-
en kleuren-taal die echte allicht: "Dat is mijn zuster niet."--Men
begrijpe mij niet verkeerd, ik heb er niets op tegen, dat deze soldaat
zoo innig denkt over zijn vrouw--wat potsierlijke dwaasheid zou dat
wezen! Waarom zou die prachtige mensch niet zoo kunnen denken--ik heb
er slechts op tegen, dat hij zoo zijn gedachten verwoordt. Dat kan
hij niet. De soldaat Marthereau--voddenraper in het burgerlijk
leven--zegt: "De wind heit de suiker opgelikt." Dat is prachtig. Maar
gesteld eens, dat hij had gezegd iets dergelijks als: "De wind heeft de
sneeuwbonbons verorberd." Dat ware afschuwelijk geweest! En niettemin
geloof ik, dat al is en blijft er te dezen opzichte iets te laken, dit
voor onze Hollandsche ooren waarschijnlijk erger klinkt dan het is. Want
dat den lageren klassen der Latijnsche volken in onderscheiding met de
onze, in diepere gevoelsmomenten van zelf een edeler en schooner taal
naar de lippen dringt, dan hun dagelijksch argot, lijkt mij bij hun
algemeen veel hooger ontwikkeld kunstgevoel [p.171] en aangeboren
literair begrip wel aannemelijk. Wat den waarlijk-meesterlijken
vertaler betreft, zoo er hier al schuld bij hem is, dan is die toch
minimaal en komt slechts hierop neer, dat hij de bezwaren, waarvan ik
reeds sprak, die het gebruik van het "vocabulaire der Burk's" aankleven,
wel ietwat heeft onderschat, en daardoor hier en daar onnoodig de
tegenstelling tusschen de eene soort dialoog en de andere heeft
verscherpt....--Berusten wij derhalve in de erkenning, dat op den zege-
en zonne-wagen van zijn genie gezeten, waarmee hij zich uit den nacht
van den oorlog verhief, Barbusse van zijn ongelijkrassige paarden
ongetwijfeld wel een enkel maal de toomen heeft laten glippen. Maar wat
nood, hij heeft zijn tocht voleind, en uit den afgrond tot ver boven
onze hoofden uitstralend, ons het licht zijner liefde gebracht.
* * * * *
III
En voorzeker, met den glans van zijn zien-en-begrijpen heeft hij dan ook
van veel de kern en de waarheid beschenen, en ons gedwongen die te zien.
Zijn epos is ook een leerdicht geworden. Een zeer kleine greep uit het
overrijk bewijsmateriaal kan er u reeds van overtuigen. Hij heeft
gezien: hoe het proletariaat niet alleen steeds de winstmijn, maar ook
het kijkspel der bourgeoisie is geweest; haar diergaarde, welks bewoners
met de zwee
|