immers maar een verhandeling over het jongensachtige, dat was....
* * * * *
Het jongensachtige dat was, en nog zoo echt wild en onbesuisd aan den
dag trad: ook in de bestrijding van den lof, dien ik den vertaler van
Le Feu toekende. In dat
de-klok-hooren-luiden-en-niet-weten-waar-de-klepel-hangt. In dat
dooreenhaspelen van verschillend-soortige [p.184] waarden en het
verwarren van ten eenenmale verschillende plans van beschouwing met
elkaar. Een boek kan linguistisch-accuraat vertaald zijn en de vertaling
kan, aesthetisch-critisch gesproken, een prul zijn. En omgekeerd: een
boek kan linguistisch niet zeer nauwkeurig zijn overgezet, en de
vertaling kan een meesterstuk wezen. Mij, kunst-critisch beoordeelaar,
raakt de linguistische juistheid der overzetting precies in die mate,
niet minder maar ook niet meer, als zij de kunst-waarde beinvloed
heeft. Heeft zij die kunstwaarde benadeeld, dan laak ik haar; is dat
niet het geval, dan laat zij mij volmaakt onverschillig. Ik ontken ten
nadrukkelijkste, dat de door van Vriesland aangewezen onnauwkeurigheden
de kunstwaarde van de Rosa's vertaling hebben geschaad. En ik blijf
als mijn meening handhaven, dat hij zijn kunstenaarsaanleg en
meesterschap-als-vertaler prachtig heeft getoond door: zijn
voortreffelijke transpositie uit het Fransch, van stemmingen en het
dialogistisch leven; door: het geven ook, telkens en telkens weer, van
aequivalenten in onze taal, juist voor die scherp-beeldende woorden--ik
heb een enkel voorbeeld in mijn critiek gegeven--in het vinden waarvan
Barbusse zoo heeft uitgemunt. Dat ik overigens met mijne bepaling van de
betrekkelijke waarde der linguistische accuratesse niet alleen sta,
wordt wel door niets beter dan door de houding van de Meester jegens
deze overzetting, bewezen. Hij zegt: "Wij voor ons hebben den vertaler
bewonderd". Hij noemt de Roza "een uitmuntend kenner ook van het
spreek-Fransch". En terwijl toch volkomen uitgesloten is, dat hij,
ongetwijfeld een van de beste Franschkenners in ons land, die
onnauwkeurigheden niet zou hebben bemerkt. Maar ook hij,
kunstbeoordeelaar evenals ik, zal die foutjes volmaakt onbelangrijk
voor de bepaling van de kunstwaarde der vertaling hebben geacht, en die
derhalve, alweer als ik--zooals van zelf spreekt: hun bestaan daarmee
volstrekt niet ontkennend--aan de als linguisten poseerende
vlooienzoekers ter apige vondst en oppeuzeling hebben overgelaten.--En
nu ... zou ik mij
|