yre,
meent ge nu en dan te hooren. Er is meer dan een stukje--bijv. ook dat
fraaie De opdracht van den H. Antonius--waarin, tot vaagheid
verruischend in de wegduisterend-diepe gangen van stemmingen en gevoel,
ge een stembuiging van den verteller van het zeeziekte-verhaal in de
Ideeen gelooft te herkennen. Want waarlijk, niet slechts waar de
satyre het grondsentiment zijner stukjes vormt, munt de Krabbelaar
uit. En zou al de dagelijksche lezer van zijn werk in Het Volk niet
zonder grond kunnen beweren, dat hij over het algemeen veel beter slaagt
in zijn hekelend werk dan in dat, waarin hij sentimenten van bewondering
en liefde heeft te verwoorden--dan immers wordt hij wel eens, door het
te bewust aanzetten en opschroeven van het gevoel, zoetelijk en raakt
"ernaast"--er is een sfeer, waar hij ook die sentimenten feilloos in hun
ongesmukte waarachtigheid en derhalve waarachtige schoonheid weet te
uiten. Dat is de sfeer van het kind. Waar en hoe ook het kind in zijn
werk verschijnt, wordt dat laatste verinnigd en geheiligd.
Feestelijk wordt het bijna immer, ook al is het treurig; blond wordt 't,
al is het donker; er is dan niets, dat niet zacht-warm is--de zon is
opgegaan! Tot zelfs het koud-flitsende staal van zijn scherpsten spot
geeft dan een af schijn als ware 't blond en warm goud; o zeker, het is
ook dan nog wel een degen, maar het is tot een kostbaren speldegen, een
sierdegentje gemaakt, om 't z'n jongen prinsjes aan den gordelriem te
gespen. Want niets is goed genoeg voor hen. [p.197] Dan is deze
schrijver het aller-allerechtst; het kind is de goede genius van zijn
menschelijkheid en scheppende kracht en het gevoel voor hen is de bron
van zijn innigste en meest ware leven. Bijna altijd voert het hem naar
een climax zijner vermogens, nu van dit, straks van een ander. Soms is
het zijn psychische zekerheid en zelfgevoel, welke door dat
sentiment hun climax bereiken: lees Den Boozen Schook, waarin, na die
voortreffelijke mengeling van beheerscht-joligen spot en vreugdige
kinderliefde, hij in een verrassend-geestige wending eindigt met: "und
nennt man die besten Namen, So wird auch der Meine genannt." Een ander
maal maakt het hem tot een gemarteld ziener en beelder van obsedeerende
verschrikking: De Eeuw van het Kind. Dan weer--De Zonden der
Ouders--doet het zijn vonkend-donkere teederheid tot het witte licht
van het hartstochtelijk-innige openstralen. De Jiddische innigheid,
die de Hebreeuwsch-strenge ijveraars-ziel der
|