nu, na zooveel zelfbedwang te hebben getoond, nog boos
maken, omdat onze overigens zoo loslippige kwant ook 'ns voor de
verandering de lippen [p.185] stijf op elkaar hield geklemd toen-ie ze
had behooren te openen om te vertellen, dat ik niet slechts op de
voordeelen maar tevens op de nadeelen van "het gebruik van 't
vocabulaire der Burks" heb gewezen? Ja ... gij lezers houdt wel van zoo
iets, maar gij hebt makkelijk praten ... gotbewareme.... En als 'k 'm
nou in m'n drift 'ns 'n ongelukkige slag gaf? Wat dan?... Dan zou ik
immers m'n heele leven 't gevoel houden, dat Herodes na den kindermoord
van Bethlehem moet hebben gehad....
* * * * *
En nu het pathologische? vraagt ge. Jawel, dat komt. Maar ik had nu toch
wel veel liever een medisch hoogleeraar in plaats van een schrijver
willen wezen. Dan had ik den ongelukkige, voor ik mijn college aanving,
met een verpleger de zaal uitgestuurd. Want als-ie nou 'ns begrijpt wat
ik zeg, dan moet dat toch averechts op zijn--hoewel trouwens
onwaarschijnlijke--genezing inwerken. Maar in Godes naam, vooruit maar,
het belang der gemeenschap gaat nu eenmaal boven dat van het individu.
Daar zijn wij 't, bij uitzondering, in dezen tijd toch wel allemaal over
eens, niet waar....--Onze patient dan heeft het volgende zinnetje
neergeschreven: "Ik bedoel van Campen (die, o jammer, in dit beschaafd
gezelschapsspelletje zijn kunstproza opgaf om kritieken te leveren".)
Nou ... wie doet je wat!... Het "beschaafd gezelschapsspelletje" waarvan
hier sprake is, dat is Stad en Land, en daarin--zoo meent onze
patient--heb ik dus mijn kunstproza opgegeven, om kritieken te leveren!
Welnu, luister: ik schrijf niet pas kritieken, sinds ik medewerker werd
aan Stad en Land, ik schrijf er sinds 1903! En ik heb het schrijven
van mijn "kunstproza" niet opgegeven in 1917 maar in 1908...! En ziehier
nu, kort en bondig, de bladen en tijdschriften, waarin ik gedurende al
die jaren critische opstellen en essais heb gepubliceerd: De Kroniek
(van Tak), De Amsterdammer, Het Volk, De Boekzaal, De Ploeg, De Gids
en De Nieuwe Gids. Dat zijn, niet waar, nu niet bepaald obscure
blaadjes? En ofschoon heel het literair ontwikkeld publiek dus moet
weten, dat ik sedert jaren aan critiek-schrijven doe, deze dichter,
prozaist en [p.186] collega in de critiek weet het dus niet. Let wel:
hij weet 't niet. Maar ach, maar ach, hij wist 't natuurlijk wel.
Alleen: de granaatschok heeft klaarblijkelijk
|