g van een in De Nieuwe Amsterdammer
gepubliceerden aanval op de critische eerlijkheid van mijn opstel: Het
Helden- en Leerdicht van den Wereldoorlog.--
* * * * *
CARRY VAN BRUGGEN: OM DE KINDEREN [p.190]
Jodin in de diepste gronden van haar wezen--'t geen allerminst zeggen
wil: in haar bewustzijn--; een kind van het ras, dat, zeker in zijn
eigen taal en bloeitijdperk, geen bladzijde literaire kunst heeft
geschapen, welke niet leeraarde of vermaande, niet aanviel of
verdedigde; een ras van lyrici bovenal--is Mevr. van Bruggen een van de
meest-begaafde en zielvolste schrijfsters van ons land gebleken, en
kon zij er nochtans niet in slagen, een roman te maken, welke met het
beste werk harer kunstzusters op een lijn kan worden gesteld. Een geest
te rijk, een hart te groot, omdat zijn zelfbeheersching te gering is.
Een ziel te hartstochtelijk, om zich onder discipline te bukken, en die
daarom ook zienderoogen verarmde, afkoelend-inkromp, zich niet meer
geven kon in al haar schoonheid, toen eens gelouterder kunstbegrip en
vaster wil, zich in haar openbarend, haar die discipline opdrongen. Een
menigte van begaafdheden is 't in haar; begaafdheden die, in 't
elkaar-verdringen voor de poorten van het woord, elkander verminken. Het
rusteloos betoogen der essayiste gunt vaak der romanciere de
bezinningsstilte voor het beelden niet. De haat en de liefde van de
opstandige rooft telkens de epische auteur de rust, die boven opstand en
berusting beide is. Dan gaat de geesteshouding van den epicus in die van
de opstandige, van den apostel teloor. De eerste leeft mede met zijn
schepselen, de laatsten worden geleefd met hunne mede-creaturen.
Dan, in zulk strijdrumoer, door zulke vlagen van den strijdbaren,
doordrijvenden wil, worden de deuren der diepste onbewustheid als door
een storm dichtgeslagen: het schoonste woord [p.191] blijft ongezegd, de
schoonste verschijning in 't ongekende donker gevangen. Dit haar boek is
zeer wel in twee gedeelten te splitsen. Het eene: waarin het
persoonlijk-rhythme van den vrede en harmonie heerscht: het is dat deel
waar de figuren verblijven, die de schrijfster liefheeft; of waarin de
natuur wordt gebeeld, ja zelfs waarin al datgene leeft, waarvoor zij
noch persoonlijke liefde noch afkeer heeft. Dat deel is schoon en zoet
En om even het wellicht allerbeste daaruit te noemen: Emilie's
droom--dat bezit een voortreffelijkheid, waarvoor ik de diepste
bewondering
|