FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166  
167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   >>   >|  
jn. Maar weet, Mijn zoon, en verkondig het alomme, het einde der dagen van De Nieuwe Groene is nabij, ja het is haastiglijk te komen. En het zal te dien tijde geschieden als Mijne vijanden den mond wijd zullen opensperren en uitbreken in gejuich, dat Ik een nieuwe Tent-van-Wiessing maken zal, hoedanig geen Kleerekoper ooit heeft aanschouwd noch een Hahn geteekend. En Ik zal de Salon-Bolsjewieken roepen, mitsgaders de "Bleeke-Broeder-Fransje's" en zij zullen Stad en Land omkeeren te vuur en te zwaard en ook van de paleizen der van Hamels en van Eedens geen steen op den anderen laten. En Ik zal roepen tot den lande Blaricum, Mijn Woon, en het graf zal de Heilige Aestheten teruggeven, die daar hebben geleefd en gewerkt; zij die de nimmer gekamde haren tot over den van extase-vuur gebruinden nek hebben gedragen; en zij die met bloote beenen liepen vanwege de dreiging des gaten-vallens in de kousen, bij den zevenvuldigen knieval voor Mijner Muzen troon, en om de moeiten des stoppens; en zij die van wege hun bezworen onthouding in vijf en twintig jaar geen druppel water op hun lijf hebben gehad. En ik zal ook tot mij vergaderen de verfijnden, hen die met welriekende geuren zijn overdauwd, die in de Lichtstad hebben gewoond, en daar tot de Zuivere Inzichten zijnde gekomen, voor eeuwig de Onvergankelijke Waarheid hebben bevestigd, dat niet, gelijk de Vijand de Rosa lasterde, een cocotte een ketel is, maar dat cocottes (lieve) kippetjes zijn. En zie, ik zal de Salon-Bolsjewieken doen neerzitten bij de "Bleeke-Broeder-Fransje's", maar de Ongewasschen Stinkers zal ik scheiden van de Geurenden, opdat niet hunne neuzen hun een verderf der zaligheid zullen zijn. Edoch, gezamenlijk zullen zij juichen voor Mijn Aangezicht. En gij, mijn Knecht, gij nu-droevig-in-uw-hemd-staande, hul U thans in de lichtglanzen van dit Mijn heerlijk woord: In deze Nieuwe-Tent-van-Wiessing zult gij een der opperste onsterfelijken en zaligen zijn...."-- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- Mijne vrienden, het doet mij leed, U zoo te hebben moeten teleurstellen, gij hadt natuurlijk op zoo'n ouwerwetsch "scherp" polemiekje van mij gehoopt. Het spijt mij, ik kon niet hard zijn tegen mijn gevoel in. Bant mij deswege niet uit deez' knusse kliek. Een andermaal beter, ik beloof 't: als 't gaat tegen een geestelijk-volwassene, en die bij zijn volle verstand is. 30 Nov.--1 Dec. '18. Noot: [1] Polemiek naar aanleidin
PREV.   NEXT  
|<   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166  
167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   >>   >|  



Top keywords:
hebben
 
zullen
 
roepen
 

Bleeke

 

Bolsjewieken

 

Fransje

 

Broeder

 
Wiessing
 

Nieuwe

 
Geurenden

neuzen

 

scheiden

 

Ongewasschen

 

Stinkers

 
Knecht
 

verderf

 

juichen

 

verstand

 

gezamenlijk

 

zaligheid


Aangezicht

 

gelijk

 

Vijand

 

aanleidin

 
bevestigd
 
gekomen
 
eeuwig
 

Onvergankelijke

 
Waarheid
 

lasterde


Polemiek

 
kippetjes
 
droevig
 

cocottes

 
cocotte
 

neerzitten

 

andermaal

 

knusse

 

ouwerwetsch

 

teleurstellen


zijnde

 

natuurlijk

 

scherp

 
gehoopt
 

deswege

 
polemiekje
 

moeten

 

heerlijk

 

geestelijk

 

lichtglanzen