it
stuiversblad-novellezinnetje: "een bejaard, kort heertje, bestaande
uit[1] zomersch lichtgrijs ruitjespak, grijzend puntbaardje en
glanzende bruine schoenen". En niettemin zoudt ge u vergissen, als ge
hier ook den "humor" van het stuiversblad achter vermoedde--deze
schrijfster is er verre van, dergelijke geestelooze flauwiteiten neer te
kladden--neen, het is niet anders dan de haat tegen, de hekellust ten
opzichte van het haar antipathieke type: meneer Scheffelaar, dien zij
hier uitviert. Indien die drang en zijn gevolgen eens kwamen te
vervallen, wel, laat mij ook dit er van zeggen, we zouden er misschien
ook iets bij verliezen. Allereerst: zeer geestige spot; dan: zekere
uitmuntend-venijnige analysen in figuren-meditaties en daarbuiten. Maar
toch, neen, we zouden immers dit alles niet hoeven te missen, het zou
hoogstwaarschijnlijk niet verdwijnen maar wel van een hooger en fijner
natuur worden. Nu zijn toch, in de analysen en meditaties, de
heel-subtiele, de opperst-fijne plaatsen zeldzaam--ik kon er slechts
een vier of vijftal noteeren--nu is de schrijfster zelfs nog niet allen
vreemden invloed te boven: er zijn bijna-"sensitivistische" gedeelten in
de beschrijving van Frans' wandeling, die mij duidelijk op van Deyssel
geinspireerd lijken en ook iets van zijn eigenaardige geserreerdheid
vertoonen. [p.193] Dan echter, in die stiller en zuiverder atmosfeer,
zou dat heel-subtiele, dat opperst-fijne vaker openbloeien; dan, in die
rustige en zielsdiepe bezinning geen vreemde invloed ongezien meer
kunnen binnensluipen; en dan zou het ook, bij deze rijk-scheppende
natuur, allicht wemelen gaan van waarachtig-dichterlijke schoonheden als
deze: "sleepte hij zijn stok bij den greep achter zich aan, een spoor
van zijige ritselingen, als volgden hem vogels op den voet." En hoeveel
beter zou de beelding van het kinderleven ook worden, een genre,
waarvoor onze schrijfster reeks zoo menigmaal aanleg heeft getoond--het
kinderleven dat in dit boek niet in de schaduw zelfs, van bijv. Ina
Boudier's scheppingen kan staan. Want waar het beelding is, levend
bewegen, is 't meestal zoo "humor"-rijk, zoo
vettig-van-'n-traan-en-'n-lach.... "De twee kleine meisjes
protesteerden tegen dit stellen van een premie op valsch zingen".
Foei, foei, Mevrouw, U die hier in de sfeer van het kinderleven
behoorde te zijn. U die hier in hun ziel moest leven, en daaruit
spreken, u schrijft hier van: "protesteeren" en "het stellen van een
premie"? Zoo zoude
|