zijn geheugen vrijwel
volkomen vernietigd. Gij zult het mij wel willen toestemmen: deze
omstandigheid maakt hem reeds tot een interessant psychiatrisch geval,
maar als een psychiatrisch unicum schat gij hem pas zoodra ge 't
volgende verneemt. Onze patient had tot vriend en leeraar een reeds
ietwat bedaagd en hoogst eerbiedwaardig geleerde en kunstenaar. Nu
geviel het eene keer, dat deze man een boek schreef en ik dat vrij
uitvoerig recenseerde. En toen nu mijne kritieken weer eens werden
gebundeld, nam ik ook die erin op. Onze patient--die, gelijk ik U reeds
zei, in zijn helderen tijd een aardige jongen was--bracht, naar ik later
vernam, mijn bundel naar zijn geliefden leeraar en vriend, en deze, die
mijn critiek op zijn werk nooit gelezen had, was daar toen buitengemeen
mede verheugd, en hoogstaand man als hij is, aanvaardde hij naast mijn
lof ook mijn in de critiek vervatte, niet geringe blaam en noemde mij
den besten criticus des tijds en: een man van hooge eerlijkheid. En
dat nu dit gebeuren, waarin hij zelf een rol speelde, en dat op zijn
jeugdig gemoed toch een diepen indruk moet hebben gemaakt, thans zoo
spoorloos uit het brein van dezen beklagenswaardigen lijder blijkt
vervluchtigd, zoodat hij 1 deg. niet meer wist, hoe ik reeds lang geleden
critieken heb geschreven, en 2 deg. trots de hem bekende meening zijns
geliefden leeraars, mijn eerlijkheid heeft aangerand, dat, nietwaar,
stempelt zijn geval tot een, waarvan men hoogstens de weerga in dat van
die geleerde Russische dame kan vinden, die op een morgen ontwakend, tot
zelfs haar moedertaal vergeten was, en die men voortaan als ware ze een
kind, in alles behulpzaam moest zijn. Helaas, ook in dit laatste ziet
gij maar al te wel de treffende overeenkomst der symptomen. Heb ik ook
dezen jongen man reeds thans niet meer dan eens op het kinderstoeltje
gezet?...--
* * * * *
Maar "pathologisch" of "jongensachtig", dat zijn maar de
onderscheidingen der analyse. Stijgt nu langs het pad van mijn
geestelijk [p.187] gehoor en gezicht tot de hoogte der stralende
synthese op. Onderken in zijn wezen de eene zielshouding, in zijn
uiting de eene zielskreet.... Toen hij geknield lag voor den
Mosgroenen Troon.... Beluister wat hij toen zeide: "O, opperst en
onvolprezen Heer der Nieuwe Groene, ik heb mij ganschelijk U gegeven. Ik
heb mij vernederd tot er niets meer aan mij te vernederen was. Ik heb
mij ijlings tot Uw dienst gespoed, en eens de g
|