nnement
slechts drie avonduren in 't etmaal veroorlooft uit te gaan. Hij wil ze
niet op straat zien! Zoodat ze zich in hun doorregende en tochtige
loodsen zitten te verkniezen.... Ah, hoe heeft zijn heilig sarcasme dat
alles gestriemd; zijn episch sarcasme, dat het gebeuren-zelf de
zweep doet hanteeren, die op de ruggen dezer wisselaars neerklettert;
deze wisselaars, die alles betalen met schijn: een schijn van plicht,
van verstand, een schijn van geestdrift. Hij zelf blijft altijd
objectief, en [p.173] niet slechts met de objectiviteit van den
naturalistischen kunstenaar, maar met die van den
goddelijk-zachtmoedige. Geen enkele zijde van eenige zaak ontsnapt zijn
blik, en geen enkele bedekt hij moedwillig. De poilus mogen bij dat
journalisten-bezoek aan de loopgraven fel-raak spotten en hekelen; dan
plots vraagt zacht-lachend de prachtige korporaal Bertrand: Zijn die lui
dan ook niet noodig? Zijn jelui er niet het eerst bij, om als de
krantenman voorbijkomt, te schreeuwen "Ik! Ik!"--Maar het is dan ook
juist deze objectieve wijsheid, die plots ook onze eigen geestelijke
kwetsuren en een nijpend gevaar opendekt. Want ach, hoe weet zelfs ik
't van mijn beveiligde zelf in dit gelukkig nog gespaarde landje, dat
dit alles zoo is. Lees ik niet met een gemoed van verontwaardiging
overkropt, ten eenen avond, dat het zoo geanimeerd tafelen bij den
Generaal von Eichhorn was, en ten anderen avond, dat de Generaal
Gouraud zoo'n gezellige werkkamer heeft en een derde maal, dat, trots
den oorlog, zoo heerlijk van de wonderschoone Krim en zijn wijnen
was genoten? En niettemin, keer ik, arme voddenraper, niet elken dag
weerom, om de bakken der buitenlandsche correspondenties uit te
schudden, graaiend naar mijn heet verlangd lapje nieuws van den
wereldkrijg? Het is dit journalisme, dat geen schaamte meer kent. En het
kent geen schaamte omdat het geen volledig menschelijk bewustzijn meer
bezit. Het lijkt wel of sommige der gewichtigste centra van zulk een
bewustzijn hebben opgehouden te functionneeren bij deze "petits etres
incomplets" en vervangen zijn door instincten en vermogens, waarvan men
het geheele complex tot nu toe alleen bij zekere groepen van insecten
Waarnam. Want niet alleen dat dit soort journalisten een merkwaardig
vermogen heeft, naar kleur en lijn met zijn omgeving saam te vloeien,
doch ook hun "stijl" kent geen vlucht maar slechts gefladder; en, de
voelsprietjes als in aanbidding omhoog, kruipen zij genottelijk tegen d
|