-ie 't over "De cultureele noodtoestand van
het Joodsche Volk" had, op de bovenste plank der Joodsch-Hollandsche
realistische auteurs zette; als de dag van vandaag: hoe-ie geen literair
traantje of zuchtje kon laten of hij stuurde ze mij in een
overdrukpapiertje naar huis. En nu ... nu zegt de arme kerel waarachtig,
dat ik--ik vertaal nauwkeurig uit zijn argot--zooveel als ... een
schoelje ben....--Vorder niet van mij lezer, dat ik, een tragische
heldenpose aannemend, mijn rapier trek.... Ah bah, dat zoudt ook gij
immers in dit geval niet doen....--Daar was in heel die zestien jaren,
dat ik critieken schrijf, niet een mijner tegenstanders, ook de felste
niet--en een recensent heeft er zoo eenige!--die mijn eerlijkheid
betwijfelde, ja er was zelfs niet een, die haar niet uitdrukkelijk
erkende. En dan zou ik boos zijn, omdat deze malle jongen...? Waarlijk,
zoo ge thans een glimlach in mijn woord ziet, weet: er is een nog betere
lach in mijn denken....--Het is wel, het is volmaakt in orde, dat deze
jonge man dat 't eerste zei. Aan elke lente, ook de droevigste, haar
primeurs; daarvoor is zij immers de lente. En indien bij de
krankzinnig-geworden Ophelia's de obscene liedjes behooren, waarom dan
bij de mal geworden Victor's de zinnelooze scheldwoorden niet?...--En
dit is dan ook de pure en rustige waarheid: dat er twee elementen zijn
in dezen aanval op mijn naam van eerlijk man, die mij ten volle
ontwapenen, en van mij, als polemist toch waarlijk geen makkelijk heer,
een lam hebben gemaakt; het eene is: het onbetaalbare, heerlijk-dwaze
element van jongensachtigheid, en het andere: het [p.180]
pathologische. Nauwelijk hebt ge, uw lach verbijtend, om een
politieagent voor den al te brutalen kwajongen geroepen, of het woord
besterft u op de lippen en ge roept ontsteld om een arts. Wacht: ik zal
u beide elementen doen zien en tasten.--
* * * * *
Het jongensachtige. Dat uit zich in een alleraardigst, ongegeneerd
omspringen met groote namen en zich manhaftig bezighouden met personen
en verhoudingen, die ver boven eens jongens apperceptie uitgaan. Het is
zoo iets als de straatbengels, die holden door het revolutie-Berlijn en
gilden: "Der Kaiser soll abtreten". Het loopt zoo ongeveer parallel met
iets als een A. en S.-raad op een gymnasium. Verreweg het aardigste
heeft-ie daarin gepresteerd, toen-ie Heijermans plaatste in de kliek
van Stad en Land, welks leden "elkander de hand boven 't hoofd
houd
|