ontzag buigend over de lichte, allereenvoudigste sierselen, zoo
klein dat de grove hand ze moeilijk vasthoudt en makkelijk
ontglippen laat, een nog woester, primitiever, menschelijker
aanzien dan onder welke omstandigheid ook. Men denkt aan den
eersten uitvinder, den vader der kunstenaars, die aan blijvende
voorwerpen den vorm van wat hij zag en de ziel van wat hij
onderging, trachtte te geven.
[p.166] Het zijn de Dantesk-picturale visies, waarbij ik mij helaas
tot nauwelijks meer dan bloote vermelding moet bepalen. Zoo van het
voorbijtrekken der helsch-caricaturale "straatvegers der loopgraven";
van het trekken door het krijtland, waar een witte stuiving de soldaten
in grijsaards vermomt, en zij, stilstaand op een halte, in elkander
"pleisterbeelden meenen te zien."
Aan de beelding van het barbaarsch-Oostersch voorbijschrijden der
kleurlingen ontleen ik dit:
Onder deze kerels van geel, brons of ebbenhout, zijn enkele
ernstigen; hun gezichten zijn beangstigend, stil, als zichtbare
valstrikken. Anderen lachen; hun lach schatert als de klank der
vreemde muziek van uitheemsche instrumenten en laat hun tanden
zien.
Soms bereikt zijn visionnairisme een louter-geestelijke helderziendheid,
zooals in die heilige, stralende regels--blz. 224--225, te veel voor
een citaat!--waarin hij de ziel van den burger-soldaat, op dat opperst
moment voor den stormloop en waarschijnlijken dood, klaar doorschouwt.
Of gelijk hier: (over het voortschrijden onder sper-vuur, van soldaten
op een open vlakte)
Het is bijna niet te gelooven, dat elk dezer kleine vlekken een
wezen van rillend en teer vleesch is, geheel ongewapend in de
ruimte, vol diepe gedachten, vol innige herinneringen en beelden:
het is ontstellend, dit gestuif van menschen, even klein als de
sterren aan den hemel.
Arme naasten, arme onbekenden, het is nu uw beurt te offeren! Een
ander keer zal het de onze zijn. Wij zullen morgen wellicht den
hemel boven onze hoofden hooren vaneenrijten of voelen hoe de aarde
zich onder onze voeten opent, of aangevallen worden door het
wondere leger van projectielen en weggevaagd door orkaanstuwingen,
honderd duizendmaal krachtiger dan de orkaan zelf.
Zoo is het. Zoodra men de wezens en dingen in hun waarheid en de
waarheid hunner verhoudingen ziet, dan is het inderdaad niet te
gelooven, wat er met hun stoffelijke wezenheid g
|