,
dat hun de ingewanden tusschen de beenen hingen." Hier zijn de beknelden
in de storm-gezweepte en ijskoude stroomen van den Coeytus, die Dante
als vezels in het ijs zag, tegen wier hoofden zijn voeten botsten, wier
boven de beknelling uitstekende haarlokken hij kon grijpen. Hier
stierven weer zijn Branca d'Oria's, maar onschuldige, "wier haren," zegt
Barbusse, "rechtop in het water staan als aquariumplanten." Hier zijn
zij wie de dood aan elkander bond, de lijken elkaar omklemd houdend als
in vereeuwigde strijdwoede, en zij die hij, bij de wegweekende
overstrooming der loopgraven, vereende als in goddelijke toewijding tot
elkaar: "twee mannen, die op elkaar steunen om te slapen. Daar zij zich
niet op den wegvlietenden grond, die over hen heen zou golven, konden
uitstrekken, bogen zij zich over elkaar heen, elkaar bij de schouders
vattend en sliepen in, tot aan hun knieen in het veld weggezakt." Hier
sidderen ook weer de van de hoogste tragiek omstormde Danteske teerheid
en liefelijkheden. O, kleine, bleeke Eudore, met je teere lichaam en nog
teederder hart, die met verlof gingt, om na vijftien maanden je jonge
vrouw weer te zien.... De passen blijken niet in orde, zij kan niet tot
hem komen, hij niet tot haar, dan alleen in den voornacht van zijn
verlofeinde.... Maar dan--de regen verdrinkt de aarde--ontmoet hij
andere verlofgangers, die niet weten waar onder dak te komen ... de
beide gelieven, die slechts dien enkelen nacht hebben om gelukkig te
zijn, offeren zich op en deelen hun eene kamer met hen ... de kostbare
nacht, die een liefdefeest voor hen had kunnen zijn, gaat somber te
midden der geeuwende soldaten voorbij.... Zij scheiden onder
hartstochtelijke omhelzingen.... Hij komt weer in de loopgraven terug.
"En wanneer zal ik haar nou weerzien? En zal ik haar wel terugzien,"
zucht hij tot de kameraden. Hij ziet haar niet weer terug. Een nacht
wordt hij met drie makkers door het mitraille doorzeefd.... En dan
[p.161] die beide andere gelieven, Farfadet en Eudoxie!... Farfadet, die
nog van haar aanbiddelijke schoonheid als levend en hem toebehoorend
droomt; die zich zeker voelt van een gelukkig leven met haar na den
oorlog, terwijl reeds lang haar lijk wegrottend en afzichtelijk
beschimmeld in een mijngroef tusschen de linies is gevonden....--Of het
ontroerend gesprek tusschen de twee legionnairs--ja, ja, ge weet wel,
dat zijn twee van die "uitvaagsels," van die
"maatschappelijk-verworpenen," van het "vreemden-legio
|