ten. Sommige verhoudingen mogen in deze
kleine schetsen--en dit "kleine" behelst tevens de verontschuldiging van
het gebrek!--wat onduidelijk zijn, en door hun vaagheid de stoornis van
het zich-niet-geheel-bevredigd-voelen doen opkomen; aan den anderen
kant, en kijk eens hoe opmerkelijk dit is, openbaren zich hier een
voldragen hartstocht-in-'t-doorleven en een trillende nervositeit, die
aan De Meester doen denken, zonder dat zij als bij deze den stijl laten
beven en trappelen op zijn fijne rasbeenen en ge diens sehichtende oogen
en opgestoken ooren [p.146] de dreiging en de weelde van een wereld van
gewaarwordingen ziet ondergaan. Deze overeenkomst bij dit verschil is
vooral in Vreugde te bemerken....--Ik heb dan ook een diepe bewondering,
zoowel voor de psychologie als voor het beschrijvende deel van dit werk.
Dat alles is zeer gaaf en rijp. De dialoog kon hier en daar wat beter
zijn. Geen sprake is er echter van, dat zich hier een lacune in het
klaarblijkelijk zeer groote talent dezer schrijfster zou vertoonen. Een
onbewust te sterk styleeren is er slechts oorzaak van. Men zou wellicht
deze auteur in overweging moeten geven niet te zeer naar bevrediging van
dien styleeringsdrang te streven. Bij verder doorgevoerden wasdom van
haar kunstenaarsvermogen zou de beeldings-nauwkeurigheid, die nu nog
ongerept-evenwichtig werkt, in precieusheid kunnen ontaarden, 't geen
jammer voor den schoonen eenvoud en de stille wijsheid ware, die nu zoo
teer ook de natuurbeschrijvingen doorschuchteren. "Heel even maar ...
toen was het stiller dan daar voren, of er snaren strakker gespannen
werden, of de teederheid rondom angstvalliger werd." "Zoo vroom, zoo
stil was rondom de mijmering, dat hij onwillekeurig alleen maar
luisterde[1]. Ook nu hij het hoofd wat neeg en naar den grond bleef
zien, voelde hij de goedheid dichtbij--hoorde hij in de stilte de
innigheidsstem. Ongezien was toch de teederheid der sfeer hem duidelijk.
Zuiverheid en goedheid, anders was er niet." In dergelijke
beschrijvingen van uiterlijk-innerlijkheid leeft een psychische
schoonheid, die wel waard is zoo nauwlettend mogelijk voor elke
ontluistering te worden behoed.--De beelding der sexueele liefde en haar
eigenaardige egocentrische een-tonigheid--er is geen andere liefde, die
het individu, onder den schijn van het zich aan een ander te doen geven,
zoo aan de bekommering der zelf-contemplatie houdt geboeid!--moge op mij
ook in dit werk, de reeds meermalen hier ter pla
|