ursiveerde--het zelfgevoelde in een
verrassend-fijne wending zijn adaequate uiting vindt: "Het zijn de beste
kunstenaars niet die slechts het welgelijkend portret van hunnen
medemensch ons geven; [p.144]--wie meer vermag, daalt diep in eigen ziel
en herschept van daaruit de waargenomen werkelijkheid tot iets anders,
dat gansch "nieuw en onherkenbaar is;--zoo deed ook Bredero, en wil men
dus toch gaarne weten waar Jerolimo in waarheid leefde, dan zal het daar
zijn, waar geen archieven-snuffelaar nog zocht: in Gerbrands eigen
hart". Zoo vervlocht zich dan in deze studie het modern- met het
archaistisch-gestyleerde tot een schoone eenheid. Want hoe menigmaal
leeft in dit opstel niet de zij het oppervlakkige maar geacheveerde
fijnheid van een precieus-antiek miniatuurtje, zacht maar als
onverwrikbaar zijn voornamen aard van reliquie uit ver-voorbije dagen
toonend en handhavend onder het modern-scherpe licht. Het is de
zelfkennis van den auteur, die voor zijn in kracht zeer verschillende
vermogens de aan elk geevenredigde uitingswijze wist te vinden; het is
de harmonieuse stemming van wijs berusten bij 't erkennen van de grens
van zijn aanleg, welke de sfeer schiepen, waar, in zacht-glimlachende
stilte, het beklijvend-beeldje aan den wand antwoordt op de tinteling
van het licht....--
Oct. '18.
* * * * *
[p.145] JO DE WIT: DONKER GELUK
Een boek, dat mij onmiddellijk aan Phil's Amoureuze Perikelen deed
denken. Ook hier, een verhaal uitgezonderd, een reeks van
"liefdedrama's", ook hier, zoo ik mij niet vergis, een eersteling, en
ook hier van een schrijfster. Maar er is tevens een stevig onderscheid,
en wel een, dat zich reeds in de titels der werken toont. Het luchtige
en een beetje gewild-humoristische der "Amoureuze Perikelen" is in
"Donker Geluk" niet te vinden, en de diepe toon van den laatsten titel
allerminst in den eersten. En zoo het meest essentieele geluk, dat door
het lezen van een boek in ons kan worden gewekt, bestaat in het
beluisteren van de schoone "stem", het individueele-rhythme van den
auteur, dan geeft de lezing van dit boek inderdaad wel een donker geluk.
Want het geluid dezer schrijfster is van een diep-sonoor en warm
clair-obscur, 't welk dat van Emmy van Lokhorst mist. En in de gaafheid
van den schoonen stijl, in het wel-overwogene van het juist-gegrepen
woord, treedt een ernstige psyche aan den dag, als slechts zelden zich
zoo in eerste werk vermag te ui
|