en
"pointe" heeft, welke de naar een plaats-van-eenheid, naar harmonie en
zekerheid dorstende lezersgevoelens bevredigt: dat doet het volk hem
zoozeer beminnen; en niet slechts en zelfs niet voornamelijk het volk,
dat men in sociaal-economischen zin zoo heet, maar datgene 't welk men
ter onderscheiding van de geestelijk-superieuren zoo pleegt te noemen.
Neen, niet voor dat "volk", maar voor die van-geest-superieuren slechts,
de weelde en het raffinement der ongewisheid; de weelde, zeg ik, en het
raffinement; want deze ongewisheid draagt als wellicht diepste en
oorzakelijke kern in zich: den wil, om de zekerheid niet te vroeg, niet
te makkelijk te overmeesteren; zij draagt in zich het genotsbewustzijn
van het uitstellen van het hoogste genot. Aristocratische kat, die de
muis weer loslaat, en zich afwendt, doende alsof ze niet weet dat ze
haar heeft gevangen; en haar dan weer wellustig besluipt....--Voor de
zeer-superieuren, het proeven van die weelde en dat raffinement in het
ijl-lichte van de dwaal-ster Boutens, in de wankelingen en mijmeringen
van Henriette Roland Holst--al hebben die beiden-zelf en vooral de
dichteres, dat alles niet als weelde en raffinement gevoeld--, maar voor
het volk, voor het "volk": de zekerheid, het gevatte, het rake, de
"pointe" van Scheltema! Maar men versta nu toch geenszins als mijn
bedoeling, dat deze eigenschappen zijne verzen, vergeleken bij die van
de zooeven genoemde dichters, noodzakelijk tot iets minderwaardigs
zouden moeten neerdrukken. Volstrekt niet. Daar zijn er in dit
bundeltje, welke ik onder de beste reken, die ik ooit gelezen heb: het
[p.141] schoone Golven, het prachtige De Uitdragers, het fijne Bede en
't Goethe-stille, eenvoudige, en toch in de eerste strophe subtiele,
Herfstbosch. En daarvan hebben de beide middelste toch zeker zoo iets
als een "pointe", en het eerste en laatste een heldere gewisheid.
Merkwaardig is echter dat een enkel maal het persoonlijk-rhythme niet in
staat is het vers, hoewel steunend op "pointe" en zekerheid, ten einde
toe te dragen; dan zinkt dit, zooals Moe, tot een poover niemendalletje
in elkaar. Dit Moe heeft mij trouwens doen rillen van ontzetting; zoo
iets desesperant-onsocialistisch,
verwijfd-lettre-decadent-individualistisch en daarbij ook zoo heelemaal
anti-Grondslagenistisch.... Jonge, jonge, waar gaat dat heen....--'n
Aardig half-Goethiaantje-half-Heiniaantje is Le Retour des Hirondelles.
Ik wees reeds vroeger op zoo'n beetje Heiniaansc
|