odieuse ziel is; een stroom, waarop de verzengenieter zich vaak zal
voelen: Gezelle's "bladtjen op het water"....
Aug. '18
* * * * *
[p.139] C.S. ADAMA VAN SCHELTEMA: ZINGENDE STEMMEN
Werkelijk, wat mij betreft vind ik, dat, om je het ware gevoel voor 'n
zingende stem te laten, het, 1 deg. geen zomer moet zijn en je niet daardoor
genoodzaakt, op je werkkamer met wijd-open raam te zitten; 2 deg. je geen
kroniekje moet hebben te schrijven. Want helaas, nu dit alles wel het
geval is, en mijn geest bijkans bedolven raakt onder de gulle muziekale
gaven, die Zatermiddags-vroolijke dienstmeisjes en nasaal-galmende
gramophonen, bij beurte of wel alle tezamen, over hem uitstorten--nu
voel ik veel meer voor de stem der stilte dan voor die des gezangs. Er
is--ik begrijp het plots in de exaltatie der wanhoop--slechts een
redmiddel voor mij: door een moedig-geniale daad de hindernis en het
gevaar in een hulpmiddel om te tooveren. Zooals ongetwijfeld Buffalo
Bill van een op hem aanstormenden wilden buffel zou gebruik maken, om,
door verwondelijk-behendig op diens rug te springen, des te spoediger
zijn "hacienda" te bereiken, zoo zal en moet de Pegasus van die
melodieuse schoonmaakster daar in 't tuintje tegenover me, mij in 't
berghart van Adama v. Scheltema's Parnassus voeren....--En ziedaar!
nauwelijks heb ik dit wilskrachtig gedacht, of het is mij alsof 't
storende element in haar zang reeds is vervluchtigd, en haar stem en
wezen, in een mysterieuse vereenzelviging met die van Scheltema, mij hem
des te beter doen verstaan. O, lieve schoonmaakster, gij, die, zoo ge
niet zingt, de buren van en tot elkaar scheldt, hoezeer verheldert gij
nu plots het inzicht, dat ik tot heden in sommige prozauitingen van
onzen dichter had. Ook hij als gij, maar ach, maar ach, hoeveel schooner
is [p.140]hij ... 'n verheven Vesuvius, die, zoo hij geen
vlammenliederen zingt, enquete-antwoorden braakt. Hij ook als gij:
zingend, en "niet met 'n boekje in 'n hoekje", of decadent-vrindloos
onder "De Windroos", maar boven de schuimende waschtobbe des levens. Hij
als gij: altijd fel op en zeker van de "pointe", en bij het schelden en
bij het zingen, en vooral daardoor populair! Ja dit laatste--intusschen,
o mijn schoonmaaksterlijke Pegasus, gij hebt mij gebracht waar ik wezen
moest, laat mij thans met mijn dichter alleen--dit laatste: dat namelijk
bijna elk zijner dichtjes, de zeer schoone en de minder schoone, e
|