arium werk van romantisch intellect en
gevoel....--Intusschen: zeker wanneer ik zoo'n kort stukje als dit over
Querido's critisch en lyrisch proza schrijf--en tot het schrijven
[p.181] van omvangrijker studies ontbreekt mij thans ten eenenmale de
tijd--kan ik mijn oordeel, zij het in nieuwe uitingsvormen, slechts
herhalen. Wat ik in 1911, in mijn Over Literaire Kritiek en Is.
Querido's Studien van hem zei--men kan de essai in mijn bundel Schetsen
en Critische Opstellen vinden--acht ik nog immer volkomen juist: wat ik
daar schreef over zijn deugden en gebreken; wat ik schreef over de
voorkeur, die, zeker bij het oordeelen over een groot schrijver als
deze, het natuurlijkheidsgevoel van den criticus, boven zijn
schoonheidsgevoel als kunstcriterium verdient, en niet minder wat ik
schreef over zijn metaforen- en menschscheppende macht. Die
eigenschappen en ook die tekortkomingen, zij zijn in al zijn lyriek
aanwezig: daar de eene meer, ginds weer de andere. Metaphoren, er zijn
er van de schoonste in dezen bundel. Menschschepping, Pol de Mont,
Streuvels, hun prachtige uitbeelding herinnert aan het allerbeste uit de
Geschreven Portretten. In een geval, waar een schoone metafoor vergezelt
de psychologische doorgronding van den menschschepper, in een
karakteristiek van het menschschepper-zijn-zelf--een heuglijk
samentreffen! --zij het mij veroorloofd, u nog even een citaat te geven,
(over Streuvels): "Hij spreidt zijn stille peinzers-net zoo wijd, van de
lage aarde naar den hemel, en toch zonder hoovaardij. Want hij verwerkt
al de zelfgegaarde wijsheid weer in de nederigste zielen en geeft u de
ontraadseling van een mysterie terug uit een kindermond." Zou men met
dit laatste ook den schepper-zelf van Huib Kilometerboekje niet kunnen
kenschetsen? En als ge opmerkt, dat er, op blz. 24, van Pol de Mont's
"Zeus-achtige stem" wordt gesproken, en pas veel later, in de
uitmuntende metaforisch-synthetische karakteristiek, die op bl. 32
begint, ditzelfde beeld vluchtig-en-fijn wordt uitgewerkt, dan ziet ge
toch wel, dat ook deze wagen-verwrikkende en klokken-neerstortende
Natuurgeest onder zijn heftige gepassionneerdheid tevens de distinctie
in zich heeft. Want is het wezen der waarlijk-geestelijke distinctie
niet: het beschroomd-beproeven, het dan duldzaam wachten, en ten slotte
het niet-opzichtig uiten van eigen zieleschoon?... Hoe gaarne had ik nog
over andere opstellen in dit boek geschreven, [p.132] zooals over het
geestige Dagboekbl
|