door mijn
zwijgen in den waan, dat ge tegen 't antisemitisme streedt, helaas, het
was tegen: alweer een mensch, wiens impressionabele kunstenaarsnatuur
mijns inziens door verongelijking tot bezinninglooze onbillijkheid werd
gedreven. En echter, het valle u licht mij te vergeven. Zulk
schijn-antisemietisme heeft maar al te vaak het meest echte gekweekt,
zooals de comedie-dief op de film veel echte [p.103] diefjes in de zaal.
En was het daarom reeds niet geboden er tegen op te treden? Mijn zwijgen
heeft dan ook niets en niemand geschaad. Het deerde mijn vriend den
aanvaller niet, want het gaf hem integendeel tot inkeer en herroeping
den tijd, en de geringste straf, die hem kon treffen, was toch wel in
een vergroote gedaante voor de menschen te staan. Het schaadde u niet:
want wat deerde het de vlam van uw edelmoed, wie of wat haar ontstak, nu
zij brandde...?--
Jan. '18
Noten:
[1] Carel Scharten: Kroniek der Nederlandsche Letteren 1916.
[2] Cursiveering van mij.
[3] ibid.
[4] Cursiveering van mij.
* * * *
[p.104] C.J.A. VAN BRUGGEN: ALS GE NIET ... DAN! EEN VER-BEELDING
Zoodra ge het eerste hoofdstuk--het voorwoord, zoo ge wilt--van Het
verstoorde Mierennest hebt gelezen, ziet ge den zacht-ironischen, den
mild-droevigen en koel-vreugdigen, den schuwen, slechts in wat losse
speelschheid zich uiten willenden geest van den schrijver, ten voeten
uit, voor U. En in dit boek herkent ge hem weer--hij is nu ietwat
veranderd, maar dit verbaast U niet: gij hebt die verandering
voorvoeld....--Want ge zaagt ook wel hoe hij kwam aangetreden, deze in
zich-zelf teruggetrokken mensch, door der jaren kronkelende gang, waar
nu en dan schamplichten zijn dan strak-gehouden gelaat belichtten, maar
ge in de duisternis een weemoedig spotlachje daarop vermoedde--ge zaagt
wel hoe hij opging tot de zelfopenbaring dezer twee boeken. Een
journalistenleven het zijne ... neen, erger: het bestaan van een
kunstcriticus!... Te midden van den grootheidswaan, de ijdele
zelfverheffing, de intrigetjes, het kemphaantjesgekraai, de nerveuse
overspanningen van al die Shakespeartjes en Bouwmeestertjes, heeft hij
dagen en avonden doorleefd. Onderwijl echter moet hij aldoor stilletjes
naar zijn eigen speelsche droomen hebben gekeken, hoe daar dingen
ontstonden, die toch wel mooi--nee, niet mooi, zal hij op zijn
zich-zelf neerdrukkende wijze hebben gemeend, doch aardig ... toch wel
aardig ... waren. Maar nie
|