t opschrijven, niet opschrijven, kapte hij dan
heftig een nauwelijks gedachte gedachte af.... Wat is er in godsnaam aan
gelegen naast al het heerlijk-moois, dat de grooten hebben gemaakt ...
en kijk 'us [p.105] al die mallen, die opgejaagden, die
schichtigen....--Hij moet dien degout hebben gehad, welken elk
kunstenaar-criticus kent, dien degout van den lazaret-dokter aan de
vuur-linie ... te veel wonden, te veel verwrongen gezichten, te veel
mensch wrakken, om Gods wil hou op! Maar--de droomen van een
wezenlijk-scheppenden geest als de zijne, zijn sterker dan diens wil.
Zij dwongen hem ten slotte zich te bukken onder hun juk.... Hij ging
zich uiten.... Maar in 's hemels naam, zoo moet zijn wijze deemoed hem
in een laatste verweer hebben toegefluisterd: zonder iets dat maar op
ophef lijkt, asjeblieft ... zorg ervoor, dat ze je niet kunnen zitten
aankijken als een wonderdier ... gelukkig: jij kunt dit leven niet
anders aanvoelen dan als een doelloos spel, beeld 't als zoodanig ...
nog een beetje achteloozer dan je 't wellicht van zelf al zou hebben
gedaan ... om je maar de vooze gewichtigdoenerij van 't lijf te
houden....--En daar kwam dan het eerst dat voorwoordelijke eerste
hoofdstuk van Het Verstoorde Mierennest: "Indien de natuur eens
meedeed?".... "Bedenk eens zulk een gril".... "Laat ons het eindloos
getal zulker doode werelden met een vermeerderen"..... "Maar ons
sprookje gaat verder"[1] Dit voorwoord zei den lezers onmiddellijk:
vrienden, trek jullie asjeblieft je galapak uit, je gaat niet naar een
zitting van de Staten-Generaal, maar naar de bijeenkomst van een
debating-club ... begrijpt wel: er dwingt ons geen nijpende
werkelijkheid tot spreken, noch gaan wij beraden over iets dat is, maar:
wij hebben nu eenmaal lust tot spreken, en we zullen redeneeren over
iets, dat we veronderstellen te zijn....--Nooit heeft een werk eene meer
discrediteerende voorrede meegekregen: de verwezenlijking van het
gegeven--het doel van kunst!--in des aanschouwers geest, scheen hier bij
voorbaat onmogelijk gemaakt! Temeer, waar zich de spel-natuur, de
schaakspel-natuur der verbeelding nog in iets anders accentueerde: in
den onoorspronkelijken opzet van het verhaal; dien een werelddood
brengenden komeetstaart vol blauwzuur. Want werd [p.106] ons deze opzet
niet onmiddellijk voelbaar als een analogon van een dier, grootendeels
eeuwenoude, "openingen" van het schaakspel, waarmede bijna elke partij,
ook de oorspronkelijkste, ook de geni
|