t, doch van het Europeesche Oosten, waar de hel zijner
vernedering en verslaving wordt gevonden. Niet de sterke en zonbrandende
visioenen van het Hebreeuwsch goudelen in dit werk, maar de koortsheete
en verwilderde schemerdroomen der Ghetti walm-flakkeren erdoor. En ook
veel van het verwerpelijkste dat in de eerste tijden de bevrijding uit
het Ghetto bracht,--het Ghetto, dat ook zoo vroom van stille
studie-gepeinzen kon wezen--is erin: de reactie op de geleden
vernedering; het uitgerekt op stelten loopen nadat men zoo lang gebukt
is gegaan; de pralende hoogmoed, het zich als meer voordoen dan men is;
het zich nog overal en altijd de verongelijkte en vernederde voelen; de
onverzadelijke eerzucht: de begeerte naar het eeuwen ontbeerde; het
smartvolle beluisteren van alles wat over je dierbare zelf wordt gezegd,
nu je voor het eerst in het licht gaat.--Neen, niet dien weg moet gij
op, jonge Joden van Holland. Weest gij geen "Oosterlingen" van Europa,
weest gij Oosterlingen van Azie: de ziel vol zon en wonend tusschen de
bergen, vroom opziend [p.122] naar de hoogten, en kennend U-zelf. Weest
als zulk een Oosterling weidsch, en, naar uw vrij en eerlijk beleden
aard, slijpt de kostbaarste steenen van uw vinding, vlecht het filigrain
uwer glanzend zich wendende dialectiek, tot sieraden op uw taalgewaad.
En zoo ge zwoel van ziel zijt, met de zwoelheid van de drachtige dag,
verheugt U daarom; doch mocht gij 't zijn met de zwoelheid der
Ghetto-benauwenis en zijn ziekenkamers, weest dan hard tegen U-zelf en
geeselt het uit U.... Maar--ge lacht om mijn vrees...! "Wij, vrije
Hollandsche Joden, in dezen tijd van Joodsche renaissance, zouden zoo
zijn?!" .... En uw jonge zekerheid straalt.... Welnu.... misschien hebt
ge ook wel gelijk, misschien neem ik het wel te tragisch: onze
Dembitzer, meent ge, lijdt welbeschouwd aan wat men eigenlijk cultureele
kinderziektetjes moet noemen, en zoo iets is natuurlijk in het volwassen
Hollandsch gezin, dat die ziektetjes al lang was vergeten, wel een
beetje storend, doch overigens.... En jawel, zeker, dat is waar: als we
hem nu maar beter zien worden en opgroeien in ons midden, en gij laat U
niet door die waterpokjes en mazeltjes besmetten, nou dan was het geval
wel 'n beetje lastig voor Holland maar Holland-in-last was 't nog niet.
Maar nog eens--en niet boos worden!--past op, dat gij niet.... Want
waarachtig, zoo'n heele kinderkamer, dat zou niet gaan ... al dergelijk
gerei hebben we immers al in '
|