en dag grasjes mummelend in zijn vlakke weidje, plots
dien vuurspuwenden draak, dien Maldoror aan den horizon zag
opgloedwolken en neergolven [p.127] gelijk een lavastroom, en toen
waterde van angst achter de boomen, als kameelen die den leeuw ruiken;
maar daarna ziende, dat de Vreeselijke weer verdween, Hem ... ging
nadoen! buitelend en blazend in zijn malsche vachtje met z'n goeiig
snuitje.... Ach, mijn kleine zoon, met wien ik laatst in Artis heb
gewandeld, deed je ook niet zoo? Weet je 't niet meer of wil je 't niet
meer weten: de leeuw brulde, ik voelde je handje trillen en je gezichtje
betrok. Ik zei: ben je bang, jonkie? en je antwoordde, jij kleine
slimmerd: "nee, maar mijn hoofdje gaat zoo'n pijn doen van dat gebrul."
Toen zijn we maar stil, mijn heldje, naar buiten gegaan, maar nauwelijks
waren we thuis, of--jij werd zoo waar een geweldige leeuw en ik moest
maar in je leeuwerigheid gelooven en mij laten verscheuren! Kom, weet je
wat, dat is een mooie inval: Pappie gaat nou 'n spelletje bedenken, het
leeuw-en-duivel-spelletje, en dan mag je volgenden Zondag je vriendje
Gregory bij je op visite vragen en dat samen met 'm spelen gaan.... He
... wat?... ja natuurlijk, onder de hand chocolade, wat dacht je dan ...
twee reepen ieder!...--Zaterdagavond 15 Juni! De pret is 'r 'n beetje
voor me af.... Querido vindt 'm reeds een imitatie-Baudelaire en
-Maldoror. Uit puren lust, mijn originaliteit te demonstreeren, zou ik
nou wel willen zeggen, dat-ie 'n namaak-Augustinus is! Maar waarachtig,
het gaat niet.... Baudelaire zou ik me nog kunnen ontgeven, Maldoror
zeker niet. En toch lezer moogt ge daarom volstrekt niet denken, dat ons
Gregorytje door de Lautreamont beinvloed zou zijn--gij zoudt er den
laatste, dien goddelijk-duivelschen reus al te schandelijk mee
beleedigen. Tja ... hoe zal ik u de verhouding tusschen beiden nu
duidelijk maken.... Kijk, ze is zoo.... Op 'n morgen--het vertelsel is
wat onsmakelijk, maar het verklaart u alles--hoorde ik op 'n atelier,
waar ik werkte, iemand een beruchten smeerpoets vragen: "Zeg, mag 'k
even je vest zien?" "Waarom?" vraagt de smeerpoets. "Ik wou zoo graag
weten, wat je gister hebt gegeten," antwoordt de ander droogjes. En ziet
ge nu lezer, ziet ge: als ik nu het vestje van den heer Gregory maar
even bekijk en daarop de gore vlek van zijn "gedicht" ontdek, dan roep
ik, [p.128] me op de knieen slaand van pret: O, jij Gregorytje,
Gregorytje, jij hebt, ontken 't niet, gisteren de La
|