die er spits genoeg voor was:--z'n mond. Och ja, 't was alles zoo mooi,
mooi, maar toch nooit mooi genoeg voor dien lieven, in-goeien,
alles-en-iedereen-aan-z'n-hart-drukkenden man: "Er ontbrak slechts wat
zonnegoud daarop om dit drietal, als een levende beeldengroep ter
verheerlijking van landelijke kracht, zorg, levenslust en liefde,
waardig te omlijsten." Nou, beste kerel, waarom hei je dat zonnegoud er
dan niet maar bijgeteekend? Als je zoo vol zoeten levenswijn bent, dan
mag je dat toch ook wel doen?... Eigenlijk, docht me toen, is het heele
bestel, dat waarom alles draait, van 't feest, 't werk van den tooster,
want: dat een gezonde boer als die Joost Valke, zoo krom zou denken, dat
hij zichzelf gaat opofferen, om z'n meisje ongelukkig te maken, nee,
hoor.... Maar de tooster, he, die had die "edelmoedigheid", die
tranenglibberige smart van noode.... Waarvoor? Nou, om er aandoenlijk op
te toosten, natuurlijk!... Maar kijk, nauwelijks had ik van dat alles 'n
weinigje spottig genoten, of de jovialige dikkert en wijdgebarende
zwaardert was plots verschimd ... weg, en--daar stond de kunstenaar! Wat
of die deed? O, dat was zoo anders.... Die sprak: een knoestig uit den
zielsgrond gewassen woord--woordconstructies, voor ons
Noord-Nederlandsch om van te watertanden; die gaf: hartig-levensware
menschscheppingen, teer-schoone, soms doorgeestelijkte
natuurbeschrijvingen.... Met de natuur bemoeide zich de tooster dan ook
nooit, en na het eerste deel des feestes heb ik 'm gelukkig heelemaal
niet meer gezien. En toen voltrok zich dan ook een wonderlijke [p.125]
verandering--in mij. Ik zei 't U reeds, dat ik, amphibie, als in 't
sprookje, uit het water naar den koningstafel was opgekropen, maar toen,
alweer als in 't sprookje, veranderde ik in 'n liefde-vollen prins. En
met mijn lievende en prinselijke oogen aanziende deze kunstenaarsziel,
dacht ik: Rene de Clercq, wat zijt gij toch een schoone mensch.... Welk
'n fijnheden en innigheden en diepten hebt gij. Dat woord van dien door
de boeren mishandelden dokter: ""'t Leven is aardig," zegde hij in zijn
eigen." Hoe subliem. En de stille tragiek van Anneken's afscheid.... Het
minnarijtje van Rik en Maaike in de van bloemenlucht overhuifde
avonden.... Hoe natuur-zoet. Soms ook spreekt ge een zinnetje als
vlottende muziek. Al het knoestige van uw woord is dan weg, het zijn
geen woordboomen meer, het zijn losse, wonderlijke klankjes--geen
melodie--van een Aeolus-harp in uwe boomen....
|