smaak,
heb toegezwaaid, en vooral verzoek ik hem mijne allicht-onjuiste
psychologische analysen te willen verontschuldigen Hij-zelf heeft aan
mijne vermetelheid een weinig schuld! Schoon spel prikkelt tot
medespelen. Jammer slechts dat ik dan een zoo onkundig partner was. Maar
zie, alreeds sta ik op, en de vrije plaats voor het schaakbord aan zijne
Scheppende Droomen latend, trek ik mij in den kring der verheugde en
zwijgende aanschouwers terug.
Febr. '18.
Noot:
[1] Alle cursiveeringen van mij.
* * * * *
[p.108] JOH. DE MEESTER: DE KINDSHEID VAN HARLEKIJNTJE
De jong-geestige, liefdevol-spotlustige verteller, die de Meester
eenmaal was, de verteller van dat onvergetelijk Avontuur van David
Zangvogel en Petite Reine, benevens de wat
Hildebrand-achtig-gemoedelijke, novellistische verhandelaar, die hij
zoowaar ook soms kon blijken--die beide evenwichtiger wezens bestaan,
blijkens dezen bundel, nauwelijks meer in hem. Zijn nog altijd jeugdige
en rappe geest heeft een toch wat ouwelijk-sterker physionomie gekregen
... van een vreemde ouwelijkheid, zulk eene als, schoon plots
geopenbaard, wel altijd bij het wezen moet hebben behoord, of het jong
was dan wel oud; die niets met den vorderenden leeftijd heeft te maken.
Zijn scheppende geest--daar ben ik er!--lijkt mij de, machtiger dan
vroeger geprononceerde, physionomie van den condor te hebben:
kaalhoofdig, naakt-scherpe oogen, bits-kromme grijpsnavel. Met zijn
fel-flikkerenden blik zoekt hij den hemel af en de aarde over....--Zijn
nerveus-open ziel reageert op alles dat leefbeweegt binnen zijn
gezichtsveld. Alles is hem schoonheidsprooi, hij ziet en grijpt.... Het
is verwonderlijk wat hij op kan, wat hij ver-bijt, wat hij verslindt en
in hoe korten tijd hij 't doet....--Ziedaar de schrijver des zes, deels
voortreffelijke, deels goede, maar alle: boeiende, Thuiskomsten; van het
pittige Een geval van Tooneelbescherming en het een beetje, in de figuur
van den schilder, Emants-getinte Oase. Nog altijd is hij de
onverminderd-uitmuntende compositeur van het vlotte, korte verhaal, en
in elk zoo'n verhaal is welhaast een roman saamgedrongen; zij [p.109]
zijn instantane's, maar niet van een-oogenblik-in-'t-leven, doch van
het-leven-in-een-oogenblik. Zijn verhalen zijn vol rillende driften:
hersens vol bevende zenuwen, kloppende aderen. Zijn zinsbouw, zijn taal
zijn incarnatie--pezig-mager, gloed-droog woordvleesch--van zijn vurige
|