an uw
antisemietisme-beschuldiging vergeve mij: ik heb zelden van den meest
ruggebogen duitsch-joodschen commis-voyageur--de vereeniging dus van
afgrijslijkheden!--een "schmeichlender" en "zoetiger" toon gehoord! Want
zelfs al ware "De Telegraaf" een zoo ideeel-geredigeerd dagblad als
Scharten 't geloofde--gelooft hij 't nog?!--welk eene "schmeichlende"
smakeloosheid blijft het dan niettemin, op den eigen oogenblik, dat men
een betaalde taak van iemand aanvaardt, dien werkgever--ja, want al
leven we ook in nog zoo'n rose Literatuur- en Kunst- en Ideaal-hemel,
eene andere aardsche verhouding is er hier toch niet--dien werkgever,
zeg ik, zoo uitermate-liefelijk te begroeten. Maar och, wellicht vergis
ik mij; wellicht is dat maar dwaze werkmans-trots van mij. Die baaien
rok komt wel vaker uit mijn literatuur-mantel kijken!--
Hij schreef:
Het is voor mij geen gemakkelijke zaak, te schrijven over twee
onzer meest bekende critici, Willem Kloos en Is. Querido. Zoo geel
ik sedert een tiental jaren de verzen, die ik schrijf, niet meer
uit, omdat ik ook over verzen schrijf, en de gedachte niet kan
verdragen, dat men daarnaast mijne eigene verzen voor de modellen
zou willen aanzien van hoe ik vond dat verzen moesten zijn.
Dat, waarachtig, schreef hij en is zoo naief er niet aan te denken, dat
men hem zal vragen: maar waarde heer, ge geeft ook immers novellen uit,
en zijt ge dan plotseling weer niet bang, dat men die voor door U
omhooggeheven modellen zal aanzien? Komaan, bedenk U eens goed: als,
bijvoorbeeld, uwen verzen eens de "lichte godentred" van die van Boutens
eigen was, zoudt ge ze dan niet ... nee maar, zoudt ge ze dan heusch ...
heuschelijk niet toch maar uitgeven?... O, heilige onschuld, ongerepte
naiveteit van een dichter, die zegt, zijne verzen niet uit te geven
omdat hij verzen critiseert O, heilige onschuld, heerlijke naiveteit van
een dichter, die, opdat zijn [p.98] verzen niet gemeten zullen worden,
ze onder de koren-maat der critiek versteekt en daardoor natuurlijk
bewerkt, dat men ze onmiddellijk--en nu "in een partij"!--meet. Neen,
dan nog maar liever ze in den "ivoren toren" van Verwey, dan nog maar
liever ze in de "schoone vindbaarheid" van Boutens verborgen! Onder een
korenmaat!... waar een boertje als ik ze uit kan halen ... wel foei, dat
lijkt me toch de leelijke vindbaarheid van maar een grof
verstoppertjesspel....--En welnu, vrienden, heb ik U nu niet gedwongen
te gelo
|