oven; heb ik U nu niet getoond, waartoe zulke waanvervulde
naiveteit soms voert? Maar o, ik zie 't al, ge twijfelt niet meer.
Komaan, dan kunnen we verder gaan.
* * * * *
"De Telegraaf" heeft, naast menig kwaads, ook onzen criticus goeds
gebracht. Tusschen Gids en het "Meestgelezen Dagblad" is wel een
contrast, maar juist de felheid daarvan deed Scharten eenige der hem
bedreigende gevaren merken en hem die althans ontgaan. En ook: de
overgang van den een tot den ander heeft immers, in goed-bekeken
werkelijkheid, veel vaker plaats dan men wellicht denkt: de
deftig-vrijzinnige kerk uit en het luidruchtige marktplein op, daar is
bij onzen stedenbouw immers elk kerkganger op verdacht! Scharten wist
zich dan ook onmiddellijk in 't rumoer te schikken, al te makkelijk, al
te nederig weliswaar, gelijk we helaas hebben gezien. Hij voelde er
losser te kunnen zijn en hij werd 't. Menig boerinnetje, die daar met 'r
mandje met niet-onberispelijke groentetjes stond, heeft-ie jolig berispt
en geprezen.... Die meerdere losheid was zijn winst; maar 'n
patertje-langs-den-kant met ze dansen, dat deed hij toch nooit: daarvoor
zat de kerksche wijding hem nog te veel in 't bloed. Dat was het behoud
van zijn distinctie. Hij werd fleuriger dan ooit in De Gids. Hoe geestig
is dat vergelijk van de "zonderlinge geluiden" in Anema's poezie, met
het "ontstellend gebrul van de bloemenmeid in Pygmalion". Hoe
aardig-beeldend weer dit (over het herdenkingsfeest van "De Maatschappij
der Nederlandsche Letterkunde") "wat er van zij, eene dubbel-en-dwarse
herdenking zal het worden, eene herdenking met een onderkin."[2] En zoo
zou ik wel voort kunnen gaan!...--Maar De Telegraaf bracht hem ook een
andere winst: zij gaf hem meer ruimte: in plaats van een vaak
krap-toegemeten Gids-overzicht over een menigte werken, beschikte hij nu
over een feuilleton-ruimte, zoo hij 't wilde voor een boek. Dat kwam
zijn lust tot de analyse, zijn sterkste zijde, ten goede. Zijne fijne
indringingsmacht verfijnde zich nog wellicht. Aanmerkt eens hoe dit
vermogen, ontwarend het diepste innerlijk in eene uiterste
uiterlijkheid, zich prachtig hier toont: (Over Geerten Gossaert) "Trots
is deze ziel als weinige--het is opmerkelijk, in hoevele dezer verzen
het statige of het steigerende paard verschijnt!"[3] En meer nog deed De
Telegraaf--gij zoudt het onmogelijk hebben geacht, en toch: zij schonk
hem den moed, eens ten minste hartstochtelijk in zijn
|