ijsheid; maar helaas! waar het zijn zoon Brusse betrof, heeft
deze aller partijdige aartsvaders partijdigste Vader het zoo beschikt,
dat Hij hem boven zijne andere kinderen bevoorrechten kon. Tot hem sprak
hij aldus: "Zoon, veel zij u toegestaan.... Zie, Ik word een mijn voor
u; breek links en rechts zonder erbarmen of verpoozen, mijn duurzaamste
gesteenten uit, en waar de anderen, met een van de vele die gij delft
tevreden, dat slijpen tot een juweel van licht, en er gouden sieradien
omheen ciseleeren, werp gij die schatten als kolen op uw wagen, dat de
menschen zullen zeggen: wie dolf zooveel-en-zoo-achteloos als hij!... En
nog is Mijn genade niet uitgeput: Sta nu stil in uw werkdrift, zoon....
Zie! Ik plaats mijn scheppende wondermacht in u ... open uw zwarte
mijnwerkershand.... Wat ziet ge? Wat fonkelt daarin ... is het niet een
licht-juweel, omzet van gouden spangen?... Welnu, werp het mede op uw
wagen, en het deere u niet. Want weet: het is Mijn wil de menschen te
doen vragen: waar sleep hij dien steen, waar dreef hij dit goud? In de
onderaardsche schachten, waar hij doorhaast, door de gruismist van
aard-afval; bij het beuken der houweelen en den donder der
diepte-ontploffingen.... Een vluchtende schim, die ademloos grijpt en
breekt en voortijlt en werpt.... Waar kon hij dit slijpen, dit
drijven?--Want, zoon, zij weten het nog immer niet, dat Ik hetzelfde op
oneindig vele wijzen maak, Ik, die het omzichtig werk der
fijnst-geslepen beitels doe mislukken, en zoo Mij dit behaagt, met een
houweel mijn teerste beelden drijf.... Gij, [p.91] zoon, zult mijn
kunstenaar en mijnwerker, mijn scherpzichtige jager en in u zelf
gekeerde droomer tegelijkertijd zijn...."
Oordeelt nu, lezer, mijne woorden: laat de rommelige levensvolheid van
dit Een Worstelaar langs u been rumoeren: het ploffende storten der
brokken levenserts verdooft u.... Dan plots ... ge ziet iets ... ge
grijpt iets van tusschen de ruwe gevaarten.... Een beeld is 't!
breed-visionnair gehouwen, machtig in zijn kleinheid.... En dit, en
dit?... Die fonkeldingen.... Ongelooflijk! psychologisch filigrein....
En dit ... ondoorzichtige zielskristallen, doorzichtig-geslepen....
Hiervan dus luid, en nu ten duidelijkste formuleerend, beschuldig ik 't
Leven: dat Het dezen nieuwen Jozef een voorraadmaker, een
magazijnmeester en een ontraadselaar en koninklijk verwerkelijker van
vreemde droomen, in eenen, veroorlooft te zijn.... En zoo ik 't kon, ik
zou deze bevoorrechtin
|