iezen moet.... En ziedaar dus: het is nu precies vijf jaar
geleden, dat ik in mijn studie over Robbers hem "den dichter-prozaist
der liefde bij uitnemendheid" onzer literatuur noemde, en, ei, ei! ik
voelde en voel het nog zoo duidelijk: hoevelen zullen [p.69] toen wel
niet binnenkamers om die "overdrevenheid" hebben geglimlacht: de Robbers
van De Roman van een Gezin was juist toen pas zoo een heel andere
gebleken dan die van Bernard Bandt, van Annie de Boogh; dat passievolle
kunnen-beelden van het liefdeleven scheen zoo met de eerste jeugd
verdwenen en plaats te hebben gemaakt voor het koeler vermogen van
minder romantischen en bezadigden realist, beelder van economisch en
familiaal groepsleven.... En intusschen! hoe heerlijk heb ik nu toch
maar gelijk gekregen.... Want Helene Servaes is een sterker beelding van
de alles-beheerschende liefde, dan Robbers tot nu toe geschreven had;
van een liefde machtiger dan die van Annie de Boogh, in eene figuur
grooter dan deze. Zoo ook de laatste wordt gedreven te doen wat zij
doet, door haar hartstocht voor den beminden man, zij voelt zeer wel dat
zij aldus slechts naar haar levensgeluk kan gaan en een rampzalig
toekomstleven onvlucht; zij verlangt dan ook niets liever dan haar
gevoel gehoorzaam te zijn. De eerste echter weet ten slotte zeer
bepaald, dat zij door haar liefde voor den getrouwden man Fokkema ia het
ongeluk wordt gestort en gretig verlangt zij, in volle overgave den
goeden en lieven Lucas van der Marel te mogen behooren, en desniettemin
... haar ontzaglijke liefde beheerscht haar en drijft haar naar wanhoop
en dood. Hier is een tragiek bereikt, die in dat andere passievolle werk
werd gemist: die van den te zwakken mensch in wien een elementaire
natuurkracht opslaat als een vlam; de tragiek van een mensch, die nu
eenmaal voorbestemd is, een "levende toorts" op het Nero-wreed
natuurfeest te zijn.--Hoezeer dan ook Robbers, met het scheppen van dit
werk, tot de eigenlijke roeping zijner kunstenaarsnatuur is
teruggekeerd, blijkt, dunkt mij, overduidelijk uit het feit, dat hij nu,
ouder geworden, na het schrijven van dat koeler boek De Roman van een
Gezin, niet alleen het geestelijk liefde-doorleven zijner jonge jaren
verdiept en verinnigd maar zelfs verhevigd herwonnen heeft. Dit valt
geen ten deel, wien niet, als kunstenaar, de liefde en wortel en vrucht
en merg des levens is....--
Maar zoo mij een fijngevoelige nu zou vragen of ik, eindelijk en [p.70]
gelukkig, hiermee
|