FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138  
139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   >>   >|  
op, die beurtelings vooruit en achteruit sprong en kefte. De ooievaar stond, op een poot, hem ernstig te bezien, met zijn langen hals in de pluimen zijner borst. Als Titus Bibulus Snuffius hem zoo vreedzaam zag, kefte hij nog meer. Maar de vogel, wien die muziek op den duur verveelde, gaf eensklaps eenen slag met zijn bek in den rug van den hond, die jankend en jammerend wegvluchtte. Klaas lachte, Nele insgelijks en Soetkin keek gedurig naar de straat of Uilenspiegel niet afkwam. Eensklaps sprak zij: --Daar is de provoost met vier sergeanten. 't Is toch zeker niet voor ons. Twee van de mannen loopen de hut om. Klaas hief zijn hoofd op. --En de twee anderen blijven staan voor de deur, vervolgde Soetkin. Klaas stond recht. --Wien gaat men hier vangen? sprak zij. Jezus God! man, zij komen hier binnen. Klaas sprong van de keuken in den hof, gevolgd door Nele en zei: --Red de karolussen, ze steken achter den brandmuur van den schoorsteen. Nele begreep hem: toen zag ze dat hij over de haag sprong, dat de serjanten hem bij den kraag vatten, dat hij worstelde om los te geraken en zij weende en riep: --Hij is onschuldig! hij is onschuldig! doet geen kwaad aan Klaas, aan mijn vader! Uilenspiegel, waar zijt gij? Gij zoudt ze den kop inslaan! En zij sprong naar een der serjanten en reet zijn gezicht met heure nagelen vaneen. En zij riep: Zij gaan hem dooden! en zij viel machteloos op het gras van den hof. Op het gerucht kwam Katelijne toegeloopen, en stijf en onbeweeglijk aanzag zij het schouwspel. --Het vuur! het vuur! Maakt open: de ziel wil er uit! Soetkin onkundig van hetgeen er gebeurde, sprak op vroolijken toon tot de serjanten, die binnengekomen waren: --Mijne heeren, wien zoekt gij hier in deze arme woning? Als 't mijn zoon is, die is verre. Hebt gij lange beenen? Doch op dit oogenblik schreeuwde Nele om hulp; Soetkin liep in den hof. Daar zag zij heuren man tegenspartelend medegesleept door de beide serjanten. --Sla ze dood! riep zij. Uilenspiegel waar zijt gij? En zij wilde heuren man ter hulp komen, maar een der serjanten greep heur vast, niet zonder moeite. Klaas verweerde zich zoo geducht, dat hij ware ontsnapt, hadden de twee andere serjanten hunne gezellen de hand niet geleend. En, met de handen gebonden, brachten ze hem terug naar de keuken, waar Soetkin en Nele heete tranen weenden en snikten. --Heer provoost, sprak Soetkin, wat heeft mijn arme man gedaan, dat gi
PREV.   NEXT  
|<   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138  
139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   >>   >|  



Top keywords:
Soetkin
 

serjanten

 

sprong

 
Uilenspiegel
 
heuren
 
keuken
 

provoost

 

onschuldig

 

vroolijken

 

onkundig


hetgeen
 
gebeurde
 

onbeweeglijk

 

dooden

 

machteloos

 

vaneen

 

gezicht

 

nagelen

 

gerucht

 

aanzag


schouwspel
 

gedaan

 

Katelijne

 
toegeloopen
 

verweerde

 
geducht
 
ontsnapt
 

moeite

 

zonder

 

hadden


andere

 

brachten

 
gebonden
 
weenden
 

handen

 
geleend
 

snikten

 

gezellen

 

woning

 

tranen


heeren

 

beenen

 
medegesleept
 

tegenspartelend

 
inslaan
 
oogenblik
 

schreeuwde

 

binnengekomen

 
begreep
 

jankend