FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187  
188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   >>   >|  
rvolgens kwam een leeuwerik, maar Nele zei hem, dat hij beter zou doen hoog in de lucht te vliegen en de Natuur te bezingen, dan dom weg te komen dartelen boven de doodelijke punt van een braadspit. En 't was de waarheid, want inmiddels had Uilenspiegel een vuur aangestoken en een braadspit gesneden, dat op niets anders wachtte dan op lichtzinnige slachtofferen. Maar de vogelen kwamen niet meer bij, tenzij eenige kwaadaardige raven, die hoog boven hunne hoofden krasten. En zoo kwam het, dat Uilenspiegel niemendal te eten had. Doch Nele moest vertrekken en bij Katelijne terugkeeren. En weenend ging zij haren weg op, en Uilenspiegel keek heur droef achterna. Maar ze kwam terug en viel hem om den hals. --Ik ga henen, sprak zij. Zij ging, doch opnieuw keerde ze terug, zeggende: --Ik ga henen. En zoo wel twintig reizen en nog meer. Eindelijk vertrok zij, en Uilenspiegel bleef alleen. Toen ging hij ook henen om Lamme weder te vinden. Als hij bij hem was, zat Lamme aan den voet van den toren, met een grooten pot bruinbier tusschen zijne beenen, weemoedg op een hazelaarstakje te bijten. --Uilenspiegel, sprak hij, ik geloof, dat ge mij maar weggezonden hebt, om met 't meideken alleen te blijven; ik heb met den hazelaar zeven reizen op elk vlak van den toren geslagen, en hoewel de wind blaast als een duivel, toch hebben de hengsels niet geknarst. --Men zal ze zeker gesmeerd hebben, antwoordde Uilenspiegel. Vervolgens togen ze henen naar het hertogdom Brabant. V. Dagen en nachten bracht Philippus tusschen zijne papieren en perkamenten door. Aan hen vertrouwde hij de gedachten van zijn ongevoelig herte. Daar hij nooit bemind had, maar ook wist dat niemand hem liefhad, wilde hij zelf zijn onmetelijk rijk bestieren, en de droefgeestige Atlas bukte onder den last. Weemoed en bovenmatige arbeid ondermijnden zijn zwak lichaam. Hij had een afschuw van een blij gezicht en daarom een haat tegen onze lachende landen; tegen onze kooplieden, om hunne weelde en hunnen rijkdom; tegen onzen adel, om zijne vrijmoedigheid en het vuur zijner kloeke blijgeestigheid. Hij wist--men had het hem gezegd--dat lang reeds voor dat kardinaal de Couza, omtrent het jaar 1380, op de misbruiken der Kerk en op de noodzakelijkheid der hervormingen gewezen had, de opstand tegen Paus en de Roomsche Kerk, die zich in onze landen onder verschillende sektevormen geuit had, in de gemoederen borrelde als kokend water in een ketel.
PREV.   NEXT  
|<   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187  
188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

reizen

 

tusschen

 

alleen

 

hebben

 

braadspit

 
landen
 
onmetelijk
 

droefgeestige

 

bestieren


vertrouwde

 

Brabant

 

nachten

 

bracht

 

hertogdom

 

gesmeerd

 

antwoordde

 

Vervolgens

 

Philippus

 
papieren

bemind

 

niemand

 

ongevoelig

 

gedachten

 

perkamenten

 

liefhad

 

lachende

 

misbruiken

 
noodzakelijkheid
 

hervormingen


gewezen

 

omtrent

 

kardinaal

 

opstand

 

borrelde

 
kokend
 

gemoederen

 

Roomsche

 

verschillende

 

sektevormen


gezegd

 
afschuw
 

gezicht

 

daarom

 

lichaam

 

Weemoed

 
bovenmatige
 

arbeid

 

ondermijnden

 
kooplieden