n
gebocheld onder de verwensching des hemels.
--Confiteor, neem mijnen bult weg, sprak Uilenspiegel.
--Ja, vervolgde de deken, ja, groote heilige, ja, Sint-Remaclus, die,
sedert uw glorierijken dood, negen en dertig mirakels gedaan hebt,
neem van zijne schouderen het gewicht, dat er op drukt, opdat wij
uwen lof kunnen zingen in de eeuwigheid der eeuwigheden, in soecula
soeculorum! En vrede op de aarde aan de bultenaars, die van goeden
wil zijn.
En de bultenaars herhaalden te gelijk:
--Ja, ja, vrede op aarde aan de bultenaars, die van goeden wil
zijn; weg met de bulten, weg met haat en met nijd, weg met alle
vernedering! Neem onze bulten weg, doorluchtige heilige Remaclus!
De deken gebood Uilenspiegel het graf te verlaten en zijnen bochel
te wrijven tegen den kant van de zerk. Uilenspiegel deed het, steeds
mompelend: Mea culpa, confiteor, neem mijnen bult weg!
En hij wreef zich zoo goed, dat al de omstanders zulks oogenschijnlijk
zagen.
En dezen riepen:
--Ziet naar zijn bult, hij plooit! Ziet gij, hij smelt weg, rechts
neemt hij af,--Neen, hij zal in zijnen buik zakken; bulten vergaan
niet, zij keeren terug in de darmen, uit dewelke zij komen.--Neen,
zij keeren naar de maag, waar zij tachtig dagen lang tot voedsel
verstrekken.--'t Is een geschenk van den heilige aan hen, die door
zijne genade van hunnen last zijn verlost.--Wat geworden de oude
bulten?
Plotseling stieten al de bultenaars een grooten schreeuw uit, want
Uilenspiegel had zijnen bult gebersten, door hard tegen den boord
der zerk te drukken. Het bloed dat er in was, liep er uit, droop van
onder zijn wambuis met groote droppelen op de steenen der kerk. En
rechtspringend en de armen uitstrekkend, riep hij blijde:
--Ik ben er van af!
En al de bultenaars riepen te zamen:
--Gezegende Sint-Remaclus, genadig zijt gij voor hem.--Groote
heilige, neem den mijnen ook weg!--Ik zal u een kalf offeren.--Ik,
zeven schapen.--Ik, de jacht van een jaar.--Ik, zes hespen,--Ik, ik
schenk mijne hut aan de kerk.--Neem onze bulten af, heilige Remaclus!
En zij bekeken Uilenspiegel met eerbied en afgunst. Een der bultenaren
wilde onder Uilenspiegel's wambuis tasten, doch de deken verbood het
hem, zeggende:
--Daar is een wonde, die het licht niet mag zien.
--Ik zal voor ulieden bidden, sprak Uilenspiegel.
--Ja, pelgrim, spraken al de bultenaars ondereen, ja, mijnheer de
rechtgemaakte; wij dreven den spot met u; vergeef het ons, wij wisten
niet wat
|