racht hij hem naar den zolder; daar toonde hij hem van
verre de vendels en kornetten ruiterij en voetvolk, die door het veld
reden en marcheerden.
Uilenspiegel sprak:
--Ik geraak er wel door, zoo gij, die hier machtig zijt, mij de
toelating geeft tot trouwen. De vrouw moet lieftallig, zachtaardig
en schoon zijn en moet, zoo niet voor altijd, dan toch voor eene week
met mij willen trouwen.
Lamme zuchtte en sprak:
--Doe dat niet, mijn vriend, zij zou u alleen laten, zonder kommer
voor uw liefdevuur. Uw bed, waarop gij thans zoo vredevol slaapt, zal
eene koets van netelen worden, waaruit de zoete nachtrust vlieden zal.
--Ik trouw, antwoordde Uilenspiegel.
En Lamme was diep bedroefd, omdat hij niets op de tafel meer vond. Maar
hij ontdekte krakelingen in eene schaal, en hij speelde ze weemoedig
binnen.
Uilenspiegel zei tot Thomas Utenhove:
--Nu, luister. Bezorg mij eene vrouw, rijk of arm. Ik ga met heur
naar de kerk en doe het huwelijk inzegenen door den pastoor. Deze
geeft ons een huwelijksbewijs, hoewel ongeldig, daar het komt van een
aanhanger der Inquisitie; wij doen er in schrijven, dat wij goede
kerstenen zijn, die gebiecht hebben en ten avondmaal gegaan zijn,
dat wij apostolisch leven volgens de regelen Onzer Heilige Moeder de
Roomsche Kerk,--die heure kinderen verbrandt,--om aldus over ons den
zegen te roepen van Onzen Heiligen Vader den Paus, van de hemelsche
en aardsche heirscharen, van de santen, santinnen, dekenen, pastoors,
monniken, soldeniers, serjanten, hangmannen en andere diepers. Met
dat kostbare bewijs op zak, maken wij de toebereidselen voor de
gebruikelijke speelreis.
--Maar de vrouw? vroeg Thomas Utenhove.
Die zult gij mij zoeken, antwoordde Uilenspiegel. Ik neem dus twee
speelwagens, die ik versier met sparre- en hulstetakken en papieren
festoen. En ik laat er de mannen in stijgen, die gij den prins
zenden wilt.
--Maar de vrouw? vroeg Thomas Utenhove.
--Die zal niet ver van hier zijn, antwoordde Uilenspiegel.
En zijne rede vervolgend, sprak hij:
--Voor den eersten wagen span ik twee uwer peerden, voor den tweeden
onze beide ezelen. Den eersten wagen neem ik in met mijne vrouw,
mijn vriend Lamme, de getuigen; de tweede wagen is bestemd voor de
speellieden. Vervolgens trekken wij er op los, met wuivende vendels
en onder 't geschal van tamboerijnen, pijpen, schalmeien; zingend,
dansend en drinkend, rijden wij in vollen draf de groote baan op,
die naar het galgeveld of
|